Waarom komen in de Arabische wereld democratieën zo moeilijk van de grond? In het Westen gingen er soms voorzichtige stemmen op die verwezen naar de religie die door een overweldigende meerderheid van de Arabieren wordt beleden. Standaard werd daar het voorbeeld van Turkije tegenin gebracht, dat duidelijk moest maken dat democratie en islam niet op gespannen voet met elkaar staan. Dat antwoord heeft met de komst van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan aan geloofwaardigheid ingeboet.
Dan was er natuurlijk ook nog Libanon, dat altijd een beetje een vreemde eend in de Arabische wereld is geweest. Al was het maar omdat christenen bij het ontstaan van de huidige Libanese republiek een demografische meerderheid vormden. Merkwaardig genoeg zou men Libanon kunnen gebruiken om aan te tonen dat het lage democratisch gehalte van het Midden-Oosten inderdaad niets te maken heeft met de islam. In Libanon waren het met name christelijke politici en partijen die door hun corruptie het trotse land van de ceder richting de afgrond dreven.
Westerse politici en Midden-Oostendeskundigen aan westerse universiteiten kwamen uiteindelijk tot de conclusie dat er in de Arabische wereld vanouds drie mogelijke soorten machthebbers waren waar men uit moest kiezen: despotische heersers, generaals of politieke islamisten. Volgens optimisten zou de Arabische Lente van 2011 een einde maken aan dit clichébeeld van de Arabische wereld.
De ontwikkelingen in Egypte gaven echter te denken. Hier werd in 2011 inderdaad de despotische president Hosni Mubarak uit zijn paleis verjaagd. Democratische verkiezingen brachten vervolgens politieke islamisten aan de macht, die in 2013 op hun beurt weer van het pluche werden verdreven door de generaals. De cirkel was weer rond.
Veel hoop was daarom gevestigd op het kleine Tunesië, waar eind 2010 de Arabische Lente het licht had gezien. Tunesië leek inderdaad een uitzondering op de Arabische regel te vormen. De generaals bleven in dit land in hun kazernes en de islamistische Ennahdapartij bleek bereid om met andere, meer seculiere partijen samen te werken.
In oktober 2019 werd Kais Saied tot president gekozen. Hij is jurist en voormalig hoogleraar, kwalificaties die hem boven het politieke gekonkel leken te plaatsen. In juli nam hij echter plotseling een aantal opvallende besluiten.
Per decreet trok hij zo’n beetje alle macht naar zich toe. Een besluit dat indertijd door veel Tunesiërs werd toegejuicht omdat ze de politieke partijen de schuld gaven van de economische malaise in hun land. Het Tunesische parlement besloot onlangs een einde te maken aan die buitengewone volmachten. De president reageerde furieus. Hij ontbond het parlement en beschuldigde zijn opponenten van verraad.
Tientallen van deze ‘staatsvijanden’ moesten zich al verantwoorden bij de veiligheidsdiensten. Dat lijkt verdacht veel op de praktijken van de in 2011 verdreven Tunesische president Ben Ali. Het democratische proces kwam hiermee op een dood spoor terecht.