Muziek
Orgelbouwer René Nijsse: Een orgel moet ook vrolijk kunnen klinken

Als jongen van 5 ging orgelbouwer René Nijsse (60) al met zijn vader mee om orgels te stemmen. Nog altijd geniet hij volop van zijn vak. „Ik heb geen dag zonder werk gezeten. Dat stemt mij dankbaar.”

Orgelbouwer René Nijsse. Beeld Eric Konings
Orgelbouwer René Nijsse. Beeld Eric Konings

De kantine van de werkplaats in het Zeeuwse dorpje Oud-Sabbinge ademt historie. Aan de muren hangen schilderijen die gemaakt zijn door Nijsses vader Arjaan. In een hoek staat een orgeltje dat René in 1981 met zijn vader en zijn broer bouwde. „Mijn vader volgde tijdens de Tweede Wereldoorlog een cursus tekenen en schilderen. Hij schilderde graag molens en boerderijen”, vertelt de praatgrage Zeeuw.

Nijsse senior werkte vanaf zijn 12e bij een boer, maar dit werk had niet zijn hart. Op 1 maart 1947, 75 jaar geleden, startte hij een eigen bedrijf. Aanvankelijk onderhield hij vooral harmoniums, maar al snel kwam het zwaartepunt bij kerkorgels te liggen. „De schade die de Watersnoodramp van 1953 veroorzaakte, zorgde voor veel werk.”

Nadat René Nijsse zijn havodiploma had gehaald, werkte hij een jaar bij orgelpijpenmakerij Stinkens in Zeist om het intoneren onder de knie te krijgen. Daarna ging hij in het bedrijf van zijn vader aan de slag. „Intoneren, de klankgeving van de pijpen, vind ik het meest uitdagende aspect van mijn vak. Het minst leuke werk? Een orgel dat jarenlang is verwaarloosd onder handen nemen, want daarin is vaak een hoop viezigheid te vinden. In een kerk met glas-in-loodramen is er bijna altijd wel een raampje stuk. Dit zorgt voor vogels in de kerk én vogelpoep in de pijpen.”

De firma A. Nijsse en Zn. is met twee fulltimekrachten en een parttimewerknemer een kleine speler in de orgelwereld. „Mijn vader zei vaak: „Wij leven van de kruimels en dat is ook brood.””

Hoe klinkt een Nijsseorgel?

„Ik streef naar een draagkrachtige, milde en doorzichtige klank. Een orgel moet ook vrolijk kunnen klinken.”

Hoe staan de zaken ervoor?

„Veel kerken sluiten hun deuren. Daardoor verlies ik klanten, maar gelukkig krijg ik er ieder jaar nieuwe klanten bij. We onderhouden zo’n 400 orgels in België en Nederland. Het grootste instrument is het tachtig stemmen tellende Van den Heuvelorgel in de Nieuwe Kerk in Katwijk. Het kleinste het Hooghuysorgel in de rooms-katholieke kerk van Aardenburg, dat vier stemmen bezit.

Naast het onderhoudswerk plaatsen we orgels over naar andere kerken, voeren we restauratieopdrachten uit en breiden we instrumenten uit. De ombouw en uitbreiding van het Pelsorgel in de Nieuwe Kerk in Kampen was onze grootste klus. Dit instrument telt nu 53 stemmen. Ons laatst opgeleverde nieuwe orgel staat in het Drentse Diever. Het kwam in 2011 gereed. Helaas worden vandaag de dag weinig nieuwe orgels meer gebouwd.”

Waarin verschilt België van Nederland?

„In Nederland heeft vrijwel elke kerk een keukentje, waar je koffie of thee kunt zetten. In België moet je hiervoor in het naastgelegen café zijn. In Nederland vergader ik met een orgelcommissie in de consistorie of een kerkzaal. Bij de zuiderburen ontmoet ik zo’n gezelschap in een bovenzaaltje van een café. In België heeft een café een andere functie. Om tien uur ’s morgens zitten er bijvoorbeeld al oude dames een krantje te lezen.”

Wat was uw meest bijzondere opdracht?

„Na de bouw van een orgel voor de gereformeerde kerk in Dwingelo in 1991 werden we gebeld door een notaris die informeerde naar de kosten van een nieuw orgel. Een van zijn cliënten wilde de Kruiskerk in Diever een orgel nalaten. In 2005 nam de notaris weer contact op. Het gemeentelid had aangegeven het instrument graag bij leven te schenken. Uiteindelijk leverden we in 2011 in Diever een nieuw, twintig stemmen tellend orgel op. De schenker heeft er op zondag nog jarenlang bij kunnen zingen.”

Staat u nog weleens voor verrassingen?

„Ik werd eens gebeld omdat de windmotor van een orgel regelmatig dienst weigerde. De oorzaak van dit probleem bleek verrassend: bij werkzaamheden in de naast de kerk gelegen straat was kort ervoor een kabel geraakt. Hierdoor maakte die kabel de ene keer wel contact en een andere keer niet.”

Wat geeft uw vak meerwaarde?

„Ik vind het mooi om mijn steentje bij te dragen aan het gaande houden van de lofzang. Zoals het in de berijming uit 1973 van Psalm 92 staat: „Hij die zelf de adem schiep/ waarmee Hij wordt geprezen; laat alom musiceren,/ met stem en instrument.” Dat zijn toch prachtige dichtregels?

In welk kerkgenootschap ik de afgelopen jaren ook kwam, overal hoorde ik dat mensen de samenzang misten tijdens de coronaperiode. Ik herken dat. Nu we weer mogen zingen, zou het mooi zijn als predikanten vaker onbekende psalmen zouden kiezen.”

Welke onbekende psalm zou u graag laten zingen?

„Psalm 149: „Halleluja! laat opgetogen/ een nieuw gezang den Heer verhogen.” Alleen al vanwege de prachtige melodie, die geënt is op het gregoriaans.”

U bent organist in drie kerken. Wat zet u zondags op de lessenaar?

„Op mijn 13e begeleidde ik voor het eerst de samenzang in de gereformeerde gemeente in Wolphaartsdijk. Tegenwoordig speel ik in de Maranathakerk in Goes, de Geerteskerk in Kloetinge en in onze eigen gemeente, de protestante gemeente van de Nicolauskerk in Wolphaartsdijk. Afwisselend op een Nijsseorgel uit 1992, een Hessorgel uit 1787 en een Van Damorgel uit 1904. Ik geniet, ook in mijn werk, van die diversiteit aan instrumenten.

Ik denk niet in hokjes en speel koraalgebonden werken van zowel Bach, Sanderman en Van Twillert, als Asma en Jan Zwart. Sowieso kies ik muziek waar gemeenteleden wat aan hebben. Een preludium en fuga van Bach is prachtig, maar ik doe er mensen geen plezier mee.”

Was is een goed samenzangorgel?

„Het ultieme samenzangorgel bestaat niet. Zowel een barokorgel als een romantisch instrument kan prima voldoen. Een stevige basis is onmisbaar, omdat de samenzang daarop steunt. Als het aan mij ligt, bezit elk orgel een cornet, als apart register of door registers te combineren. Met deze uitkomende stem kun je onder andere de melodie van een onbekende psalm of een minder bekend lied goed uit laten komen.

De zogeheten neobarokorgels, gebouwd tussen grofweg 1955 en 1975, vind ik het minst geschikt voor de samenzangbegeleiding. Ze klinken minder grondtonig en bezitten veel hoge tonen, die vaak als scherp worden ervaren. Dat dergelijke orgels veelal in een akoestisch ongunstige ruimte staan, versterkt die ervaring.”

U bent orgelbouwer en organist. Is er nog tijd voor andere zaken?

„Ik loop zo’n drie keer per week hard. Dat is een goede manier om mijn hoofd leeg te maken. Ik vind het fijn om af en toe over iets anders dan orgels te praten. En dat kan prima met mensen van de atletiekvereniging.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer