Symboolwetgeving over homogenezing is niet betekenisloos
Minister Bruno Bruins (Medische Zorg) was er een paar jaar terug snel klaar mee. Wilde D66-Kamerlid Vera Bergkamp een wet tegen homogenezingstherapieën? Híj ging dat niet doen. Hij zag er het nut niet van in. Voor het bestaan van zulke therapieën was in Nederland weinig bewijs, stelde Bruins. En die homo die er mogelijk aan onderworpen zou zijn geweest, had aan bestaande wetgeving genoeg om zijn recht te kunnen halen
Redelijkheid legt het in de politiek echter vaak af tegen een krachtige ideologie. Zo ook hier. Een progressieve Kamermeerderheid dwong eerst een onderzoek af naar het bestaan van conversietherapie in Nederland. En gebruikte dat daarna als opstapje voor de maandag gepresenteerde initiatiefwet.
Toch blijven de argumenten van Bruins ook nu nog fier overeind. Dat de empirische basis onder het wetsvoorstel dun is, bleek deze week toen Herman van Wijngaarden (Hart van Homo’s) in het radioprogramma Dit is de Dag aan D66-Kamerlid Jeanet van der Laan vroeg of ze één christelijke organisatie kon noemen die therapieën aanbiedt waarbij homo’s bewust en systematisch geprest worden hun geaardheid te veranderen of te onderdrukken. Het bleef opvallend stil.
Jawel, het onderzoek uit 2019 rept van vijftien clubs of personen die iets dergelijks zouden praktiseren. Maar bij dit op zich al kleine aantal hielden de onderzoekers een slag om de arm. Zij noemden het verschijnsel homogenezing „gelaagd”, en stelden dat beslist vervolgonderzoek nodig was. Daarom dringt zich de conclusie onweerstaanbaar op dat de zes partijen die met deze wet komen, zich verliezen in symboolwetgeving en het land ‘verrijken’ met een amper handhaafbare wet.
Toch staat symboolwetgeving niet gelijk aan wetten waarvan het om het even is of ze wel of niet bestaan. Nee, een wet kan een symbolisch karakter hebben én wel degelijk een sterke werking en uitstraling. In dit geval luidt het signaal: orthodoxe gelovigen, pas op hoe je je opstelt tegenover homo’s of transgenders. Kijk uit, de overheid heeft jullie in het vizier. En de samenleving vindt dit zo’n belangrijk thema dat we er aparte, zware straffen voor verzinnen; iets wat we voor bijvoorbeeld kwakzalverij –een verschijnsel dat in Nederland weinig in de weg wordt gelegd– nooit gedaan hebben.
Maar de kerk blijft toch vrij in haar prediking en pastoraat? Tot op zekere hoogte wel. Toch staat dit wetsvoorstel in het kader van een ontwikkeling waarin de overheid met haar regels en beleid steeds verder oprukt richting de grens van de vrijheid van godsdienst, onderwijs en meningsuiting. En daar nog met moeite halt bij houdt. Niet voor niets zei Van der Laan bij Dit is de Dag dat de opvatting dat het huwelijk is voorbehouden aan man en vrouw haar stoort. „Ja, dat vind ik problematisch, maar daar gaat dit wetsvoorstel niet over.”
Gelukkig maar. Toch hoef je daarom als criticus niet in het midden te laten wat de bredere context is waarbinnen deze initiatiefwet wordt ingediend. Dat doen de voorstanders zelf ook niet. Zo twitterde D66-Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma maandag: „Kamer pakt door met drie wetten in vier weken: 1) Afschaffen beraadtermijn abortus, 2) Abortuspil bij huisarts, 3) Verbod op homogenezing.” Blijkbaar zien ook de voorstanders dit wetsvoorstel niet als een los verschijnsel, maar plaatsen ook zij het in het kader van een bredere agenda.