„Praten over omgangsvormen in Kamer is al winst”
Een Kamerlid mag in een debat veel zeggen, vindt SGP’er Van der Staaij. „En dat hoeft niet altijd in keurige boekentaal.” Maar verliest een politicus zich in „scheldkanonnades”, dan mag de voorzitter zijn betoog afbreken. „Ook al is hij nog maar op de helft van wat hij eigenlijk wilde zeggen.”
In de 24 jaar dat hij in het parlement zit, maakte SGP-leider Kees van der Staaij het nooit mee: een afzonderlijk, officieel debat over omgangsvormen in de Tweede Kamer. Donderdag is het zover. Dan spreken de fracties over een notitie van voorzitter Bergkamp over dit weerbarstige thema.
Wat Van der Staaij betreft een goed initiatief. In de achterliggende decennia zag hij het politieke debat „steviger, ongepolijster” worden. Dat heeft met woordgebruik te maken, zegt hij, zoals een opponent „knettergek” of „een pathologische leugenaar” noemen. Maar „vaak zit het ook in mimiek, in een totaal gebrek aan hoffelijkheid, in minachting van de ander. Zo van: domme mafkees, op jouw opmerkingen ga ik niet eens in.”
De SGP’er onderstreept dat de parlementaire onschendbaarheid betekent dat een volksvertegenwoordiger in een Kamerdebat zo ongeveer alles mag zeggen wat hij wil. „Daar moeten we ook niet aan gaan tornen. En een politicus hoeft zich niet te uiten in keurige boekentaal. Ds. Kersten werd ooit door de Kamervoorzitter op de vingers getikt om zijn uitspraak „Het schijnt dat vriendjes van mannen van de partij aan baantjes worden geholpen; is men niet van de goede kleur, dan bestaat er geen kans.” Dat moest ambtelijker, omfloerster gezegd worden. Daar verbaas je je anno 2022 natuurlijk over.”
Tegelijk geeft de parlementaire immuniteit politici een grote verantwoordelijkheid, vindt Van der Staaij. „Wie op straat beledigd wordt, kan er een rechtszaak van maken. Wie door een Kamerlid in een Kamerdebat wordt beschadigd, kan niets doen. Daar zouden politici zich meer bewust van moeten zijn.”
Toen de SGP’er vorig jaar een commissie leidde die het reglement van orde van de Kamer moest herzien, voegde hij er een nieuwe bepaling aan toe: „Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer.”
Van der Staaij: „Deze suggestie kwam vanuit de SGP-fractie. Als commissie namen we hem over. We zagen dat sommige buitenlandse parlementen, zoals in Scandinavië, zo’n bepaling kennen. Waarom wij dan niet? Vergeet niet dat we als politiek een voorbeeldfunctie hebben. Niet in de laatste plaats richting jongeren. Hoe kun je op een respectvolle manier omgaan met verschillen? Kamer en kabinet moeten dat voorleven.”
Moet de voorzitter meer instrumenten krijgen om ‘rebelse’ Kamerleden in te tomen?
„Dat geloof ik niet. Zij hééft diverse instrumenten, zoals een Kamerlid vermanen of corrigeren. Ook kan zij een debat kort stilleggen, zeg maar een time-out. Zelf heb ik het altijd jammer gevonden dat de Kamer in 2001 de zogeheten schrapbepaling afschafte. Toegegeven, onwelvoeglijke woorden uit de Handelingen schrappen lijkt weinig zin te hebben als ze al op tv zijn uitgezonden. Toch had die oude bepaling een zekere normerende werking. Die missen we nu node.”
Bergkamp schrijft in haar notitie dat ze woorden als ”knettergek” of ”idioot” niet meer wil horen. Er zijn Kamerleden die zo’n woord dan juist, en ook nog eens bij herhaling, gaan gebruiken.
„Ik weet het. En de voorzitter kan daar dan haar afkeuring over uitspreken. Gaat zo iemand er maar voortdurend mee door, dan mag ze wat mij betreft zeggen: „Ik geef u nog één zin om uw verhaal af te maken en daarna stopt u.” Ja, ook als dat Kamerlid tien minuten spreektijd had, en nog maar bij de vijfde minuut was aangekomen.”
Heeft dat debat donderdag wel zin als de fracties die het vaakst voor problemen zorgen, PVV en FVD, niet eens meedoen? Dan kun je toch geen afspraken maken?
„Je moet er geen te hoge verwachtingen van hebben. Maar het is wel goed om het met elkaar over dit thema te hebben. Alleen al de gespreksronde die de Kamervoorzitter de achterliggende tijd met het merendeel van de fractievoorzitters hield, stimuleerde het nadenken hierover. Dat is winst.”
U bent het langstzittende Kamerlid, maar we zien u, in tegenstelling tot andere senior-parlementariërs, eigenlijk zelden in de voorzittersstoel. Jeuken uw vingers nooit om zelf het debat in goede banen te leiden?
„Integendeel. Ik bewonder mensen die dit goed kunnen, die sterk zijn in primair reageren. Zelf denk ik juist graag eerst rustig over dingen na. Het liefst ben ik inhoudelijk bezig met een SGP-inbreng. Ook beleef ik veel plezier aan zo’n werkgroep over functieversterking van de Kamer en herziening van het reglement van orde. Ik ben het meest in m’n element bij meer reflecterende taken.”