Prof. Houtman brengt niet-ambtelijke voorgangers in beeld
Geen predikant, maar wel verkondiger van het Woord. In de negentiende eeuw waren veel godsdienstonderwijzers en catechiseermeesters actief. Prof. dr. Cees Houtman noemt ze „selfmade” voorgangers, onderscheiden van de academisch opgeleide predikanten. „Vergelijk ze met de huidige kerkelijk werkers.”
Dat zegt hij naar aanleiding van zijn boek ”De selfmade dominee als auteur. Zesentwintig portretten uit de lange negentiende eeuw” (uitg. Walburg Pers, Amsterdam). Prof. Houtman is emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit en schrijver van diverse werken uit de boek- en kerkgeschiedenis.
Prof. Houtman laat zien dat er in de negentiende eeuw naast het officiële ambt van predikant veel kapers op de kerkelijke kust waren. Hij laat een hele stoet de revue passeren: schrijvers van verhalen, (populair-)wetenschappelijke geschriften, stichtelijke poëzie, novellen, romans en lectuur voor de jeugd. Prof. Houtman: „Er waren heel begaafde en intelligente mensen onder hen. Ik heb alleen de mensen behandeld die geschreven hebben en dus traceerbaar zijn.”
Prof. Houtman beschrijft het religieuze en spirituele klimaat en de leescultuur van protestants Nederland. Ook het maatschappelijk leven komt uitgebreid aan bod. De negentiende eeuw was de eeuw van economische vooruitgang, maar de keerzijden waren schrijnende armoede, benarde arbeidsomstandigheden, alcoholisme, werkeloosheid. De ‘selfmade’ dominees werden vaak ingezet in de sloppenwijken. Zij bezochten de rijk gevulde gevangenissen, echter meestal zonder geestelijke vruchten te oogsten, stelt Houtman.
De ‘selfmade’ voorganger had zichzelf weliswaar opgewerkt tot een Woordverkondiger, maar voelde zich vaak ondergewaardeerd en achtergesteld ten opzichte van de officieel gekwalificeerde predikant die bij het kerkvolk hoog in aanzien stond. Daarbij waren de niet-academische voorgangers nogal eens onderbetaald, terwijl ze misschien wel harder werkten dan de predikanten die in de negentiende eeuw behoorden tot de hogere kringen. Met het gewone volk hadden die nauwelijks contact. „Zij glorieerden liever op de kansel. Schrijnend om te zien hoe de standenmaatschappij haar tol in de kerk eiste.”
Sprongen de ‘selfmade’ predikanten in het gat dat de elite niet vulde?
„Ja, predikanten waren op hun eer gesteld en lieten het moeizame pastoraat vaak liever over aan de godsdienstonderwijzers en catechiseermeesters. De dominees waren degenen die preekten en de sacramenten bedienden. Met dat laatste hadden de niet-academische voorgangers denk ik wel vrede. Het stak hen wel dat hun alleen de armenzorg werd toegewezen. Zij waren te vinden in ziekenhuizen en gevangenissen. Daar mochten zij hoogstens een stichtelijke toespraak houden, maar geen ”leerrede”. Die benaming was bestemd voor de preek van de dominees.”
Zijn er lijnen te trekken van deze voorgangers naar de kerkelijk werkers van deze tijd? Ook zij voelden en voelen zich vaak achtergesteld.
„In de negentiende eeuw wilden veel kerkelijk werkers predikant worden, maar zij beschikten niet over geld voor een universitaire studie. Zij kwamen voor een groot deel uit de werkende stand. Sommigen wisten zich op te werken door zelf de talen te leren en goed Nederlands te schrijven. Enkelen slaagden erin zelfs door te dringen tot hogere lagen van de samenleving. Binnen de Nederlandse Hervormde Kerk bestond echter niet de mogelijkheid om op grond van singuliere gaven dominee te worden. De overheid, te beginnen met koning Willem I, was niet gediend van vrije voorgangers, oefenaars en andere charismatische predikers. ‘Gewone’ mensen mochten binnen welomschreven kaders wel als godsdienstonderwijzer aan de slag, maar voor het domineesambt eiste de Hervormde Kerk een academische graad. In 1951 zijn, met de totstandkoming van de nieuwe hervormde kerkorde, vele godsdienstonderwijzers opgewaardeerd tot predikant en kregen zij eindelijk de door hen begeerde status. Momenteel speelt de discussie over de bevoegdheden van predikant en kerkelijk werker opnieuw en zien we dat de neiging bestaat de laatste groep kerkordelijk wat dichter bij de predikant te brengen ten aanzien van de bediening van de sacramenten. Maar dan leven we ook in een heel andere samenleving dan de negentiende eeuw.”