De stem is met geen enkel ander instrument te vergelijken, vindt countertenor en zangdocent Pieter van Breugel. Viool, dwarsfluit, orgel: ze verbleken bij de menselijke stem. Zijn leerling Marieke Rottier viel voor zang door de Bachcantates die haar vader in de auto draaide.
Hoe makkelijker het voelt, hoe beter
Op een goede manier zingen moet makkelijk voelen, weet zanger en zangdocent Pieter van Breugel (35) uit Zwijndrecht. „De beste hardloper is degene die het hardst zweet, de beste zanger degene die zijn stem het efficiëntst gebruikt.”
Bij Van Breugel wordt de liefde voor zang al vroeg geplant. Drie van zijn zussen zingen. Toch schuift hij na zijn middelbare school niet meteen de conservatoriumbanken in. Eerst doet hij een opleiding logopedie. Die komt hem als zangdocent nog steeds van pas. „Ik weet hoe de stem werkt en kan die kennis bij mijn zanglessen inzetten. Ik herken de problemen die kunnen ontstaan als de stem niet goed wordt gebruikt.”
Volgens de zangdocent, die dertig privéleerlingen onder zijn hoede heeft en geregeld met ensembles optreedt, is de menselijke stem met geen enkel ander instrument te vergelijken. „We hebben een resonanskast die van vorm kan veranderen: de keel, de mond en de lippen. Dat is uniek. De kwaliteit van de klank kunnen we verbeteren door onze klankkast aan te passen. En we hebben als enige instrument tekst.”
Goed zingen vraagt een constante, rustige ademstroom, geen druk op de stembanden, een open keel en een articulatie als bij spreken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, weet de zangdocent. „Als we gaan zingen, gaan we opeens ons best doen. Maar als je op kracht zingt, gaat de keel weer dicht en klinkt de stem dof. Zo offer je gemak op aan eisen van buitenaf.”
Van Breugel zingt doorgaans countertenor, een partij ter hoogte van alt (lage vrouwenstem). Raar heeft hij dat nooit gevonden. „Ik had veel cd’s van de King’s Singers (zes mannelijke zangers uit Engeland waar ook countertenors bij ziitten, MR) als voorbeeld. Overigens kan ik ook bariton of lage tenorpartijen zingen. Ik zit er tussenin.”
Lang niet iedereen is zo enthousiast over zingen dat hij zangles neemt, maar ook iemand die alleen zondags in de kerk zingt kan wat leren. „Wees je bewust van de plekken in de zin waar je ademhaalt”, zegt Van Breugel. „Adem op een moment dat je nog lekker zingt, niet wanneer je bijna buiten adem bent. En probeer nooit over een luid zingende buurman heen te zingen. Dat is niet goed voor je stem.”
Opdrachten van zangles oefenen in de auto
Als tienjarig meisje mag Marieke Rottier (35) uit Oud-Beijerland in haar eentje voor een bomvolle kerk het lied ”O hoe heerlijk, hoe begeerlijk” zingen. De melodie gaat de hoogte in – en door de spanning stopt precies op dat moment haar stem ermee.
Ze herinnert het zich nog als de dag van gisteren. „Iedereen keek naar me.” Toch geeft ze niet op. Het horen van Bachcantates in de auto bij haar vader wakkert het verlangen aan om zelf goed te kunnen zingen. Rond haar twintigste waagt Rottier de sprong: ze neemt zangles.
In je eentje zingen bij een docent is best spannend. „Je stem is iets van jezelf. In andere gevallen kun je een instrument de schuld geven als er iets misgaat, bij je stem heb je het echt zelf gedaan.” Dankzij de zanglessen ontdekt Rottier, maatschappelijk werker voor ex-gedetineerden met een licht verstandelijke beperking, dat ze sopraan is en juist heel hoog kan zingen.
Sinds twee jaar krijgt ze les van Pieter van Breugel. De keuze van een zangdocent is niet om het even. „Elke docent geeft op zijn eigen manier les. Je moet een klik voelen en begrijpen wat hij of zij bedoelt.” De docent kan niet letterlijk voordoen hoe de stem gebruikt moet worden. Veel gebeurt in de mond en is dus onzichtbaar. „Pieter gebruikt metaforen om iets duidelijk te maken. Bijvoorbeeld dat ik aan een koepel moet denken om de klank helder te houden.”
Veel huiswerk krijgt ze niet van de Zwijndrechtse zangdocent. „Pieter geeft meestal een paar basistips mee, die ik in de auto oefen en toepas op koor. Nu moest ik bijvoorbeeld toonladders zingen op een brouwende r, achter in mijn keel. Ik heb dat veel gedaan in de auto.”
Zingen geeft Rottier energie. „Ten opzichte van een instrument is zang iets van mezelf. Ik kan mijn gevoel erin leggen.” Tegelijk is de stem kwetsbaar. „Van een verkoudheid kan ik flink balen. Al helpt een goede techniek dan wel.”
Op de koren waarop Rottier zit –onder meer van Ars Musica– is het repertoire vaak religieus. Voor haar is zingen dan ook een stuk geloofsbeleving. „De kans bestaat dat je zo met techniek bezig bent, dat je niet meer weet wat je zingt. Ik zeg vaak tegen mezelf: Blijf op de tekst letten. Dan klinkt het ook beter.”