Waar was je toen je het nieuws hoorde over vliegtuigen die zich op 11 september 2001 in het World Trade Center boorden? Juist, dat weet iedereen nog. Hoewel het niet helemaal vergelijkbaar is, zullen maar weinigen zich de staatsgreep herinneren die militairen in Myanmar op 1 februari dit jaar pleegden.
Ik niet, eerlijk gezegd. Ongetwijfeld kreeg ik het nieuws mee. In het Reformatorisch Dagblad van die dag was het artikel met de kop ”Suu Kyi opgepakt bij militaire staatsgreep in Myanmar” hét item op de buitenlandpagina’s. Terecht.
Dat de coup mij destijds niet beroerde, reken ik me beroepsmatig niet aan. Ik was –toen nog– binnenlandredacteur en had bovendien verlof. Berichtgeving over de staatsgreep was ook niet mijn eerste verantwoordelijkheid. En als ik naar mezelf kijk als krantenlezer heb ik er eveneens begrip voor dat het nieuws niet bleef haken. Myanmar ligt meer dan 8000 kilometer bij Nederland vandaan. Slachtoffers waren er niet gevallen. Qua nieuwsimpact benadert het 9/11 niet. En dichter bij huis is ook van alles aan de hand.
Ruim tien maanden na de staatsgreep kijk ik heel anders aan tegen de coup en wat daaruit voortvloeide. Omdat ik na de zomer de overstap maakte naar de redactie buitenland en verantwoordelijk werd voor Azië, zie ik wekelijks, zo niet dagelijks, wat er gebeurt in Myanmar. En dat stemt niet vrolijk.
Begin december schreef ik voor het eerst een groter artikel over de nasleep van de gebeurtenissen op 1 februari. Toen ik me erin verdiepte, drong de ernst van de coup tot me door. Het aantal burgerslachtoffers als gevolg van bruut optreden door het leger was inmiddels opgelopen tot 1300. Om over andere ellende maar te zwijgen. Ja, Myanmar is ver weg. Maar wat daar gebeurt, moet de wereld weten.
De vraag voor mij was: hoe breng ik dat over aan de lezers? Ik vreesde dat een lange lap tekst dezelfde uitwerking zou hebben als het bericht op de buitenlandpagina van 1 februari op mij had. Het leed moet een gezicht krijgen, dacht ik.
Tijdens het inlezen stuitte ik op de nodige informatie over slachtoffers. Wat ik las raakte mij en ik besloot wat portretten te maken waarmee ik hoopte ook het hart van de lezer te treffen. Wat te denken van bijvoorbeeld een 6-jarige die wordt doodgeschoten voor de ogen van haar vader? Van een peuter die sterft nadat de motor waarop zij en haar vader zitten expres wordt aangereden? Wat een bruutheid, wat een onvoorstelbaar leed.
Aan het portret dat ik maakte van baptistenvoorganger Cung Biak Hum (30) denk ik ook nog regelmatig terug. Onderweg naar het brandende huis van een gemeentelid wordt Cung staande gehouden, doodgeschoten en beroofd van zijn trouwring. Ik probeer me in te leven in zijn twee jonge kinderen die hij nalaat en in zijn hoogzwangere vrouw. De afgelopen weken heb ik me herhaaldelijk afgevraagd hoe het met haar is en of de baby inmiddels is geboren.
Bij mijn zoektocht naar informatie kom ik onder meer op de Facebookpagina van de Christian Reformed Church of Myanmar terecht. ”Wat is uw enige troost in leven en in sterven?” schreef de beheerder op 21 november boven een afbeelding van zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus.
Met deze mensen zou ik in de kerk kunnen zitten, denk ik. Het dringt nog dieper tot me door dat ook zij –of beter: juist zij, want in deelstaat Chin zijn christenen specifiek doelwit– zuchten onder het militaire bewind.
Myanmar ver weg? Voor mij niet meer. Voortaan lees ik elk nieuw bericht uit het land met extra aandacht.