Moleculair bioloog: DNA-onderzoek verschaft tal van argumenten tegen evolutie
Moleculair bioloog Peter Borger (55) uit het Zuid-Duitse Lörrach gaf na twaalf jaar opnieuw zijn boek ”Terug naar de oorsprong” uit. „Het bleek visionair.”
Zijn eerste boek riep in 2009 felle reacties op van „extreem atheïstische” wetenschappers. Het commentaar dat Borger had op de theorie van Darwin riep bij hen dezelfde soort reflexen op „als kritiek op Mohammed bij sommige extremistische moslims.”
Dat had hij niet verwacht. „Ze reageerden overdreven boos”, vertelt hij tijdens het interview op het RD-kantoor in Apeldoorn. „Ik vond dat zo vreemd. Ik kwam er toen achter dat Darwins evolutietheorie niet alleen een wetenschappelijke theorie is, die kritisch tegen het licht mag worden gehouden. Voor sommigen is het een zienswijze die hun atheïstische levensbeschouwing onderbouwt. Ze hebben dan geen Schepper nodig.”
Een wetenschapper wordt pas serieus genomen als hij de evolutietheorie aanvaardt. „En als je er niet in gelooft, en je zegt dit hardop, dan gaat vaak ook de geldkraan dicht. Dan stopt daar je wetenschappelijke carrière. Dat heb ik bij meerdere mensen zien gebeuren.”
Borger heeft die ervaring ook opgedaan toen hij nog in Basel op de universiteit werkte als biochemisch onderzoeker. Zijn hoogleraar kwam erachter dat hij een aantal artikelen voor het Amerikaanse Journal of Creation had geschreven. „Dan krijg je dreigementen te horen zoals: „Jij gelooft dus niet in grote delen van de wetenschap?” Het was duidelijk dat mijn hoogleraar toen van mij af wilde. Een dag voordat ik werd ontslagen, had ik een nieuwe baan in Zürich. Ik heb in die tijd geleerd op God te vertrouwen.”
De wetenschap heeft u niet van de Bijbel afgetrokken maar juist ernaartoe. Hoe komt dat?
„Er bestaat een spreuk, ik meen dat hij van Werner Heisenberg is, dat „een slok uit de wetenschapsbeker iemand dronken maakt van het atheïsme, maar wie hem tot de bodem toe leegdrinkt, vindt er God.” Toen ik in 1986 mijn studie begon, had ik niets met de kerk, en trok het wetenschapsbedrijf mij inderdaad naar het atheïsme. Maar toen ik mij verder in de materie verdiepte, kwam ik erachter dat het rationeel is om in God te geloven.”
Waarom rationeel?
„Door mijn studie kwam ik erachter dat alles in de biologie is gereguleerd en gecontroleerd; toeval wordt zo veel mogelijk uitgesloten. Heeft er een mutatie, een toevallige verandering in het DNA, plaats, dan pakt dat meestal slecht uit. In 99 procent van de gevallen is zo’n mutatie nadelig voor het organisme. Dan kun je al niet meer geloven dat het organisme door mutaties en natuurlijke selectie is ontstaan.
Sterker: alle biologische informatie moet vanaf het begin in de oerorganismen aanwezig zijn geweest. Uit mijn onderzoek weet ik dat variatie, aanpassing aan de omgeving en soortvorming door het DNA zelf worden voortgebracht. De mechanismen die hiervoor zorgen, lijken hiervoor speciaal ontworpen.”
Kunt u daarvan een voorbeeld geven?
„Neem een simpel voorbeeld uit de wetenschappelijke literatuur: de berkenspanner. Deze vlinder bestaat in een zwarte en een witte variant. In een omgeving waarin veel roet op de bomen neerslaat, krijgt de zwarte vorm in korte tijd de overhand. Lang werd dit voorbeeld gebracht als een vorm van toevallige evolutie. Maar dat blijkt niet het geval. Er bestaan speciale genetische elementjes, zogeheten transposons, die verantwoordelijk zijn voor deze variatie in kleur. Zo’n transposon regelt dat er extra melanine-eiwitten worden gemaakt. In een omgeving met veel beroete bomen overvleugelt de zwarte variant daardoor in zeer korte tijd de witte. Het genoom, het DNA, past zich dus zelf aan. Natuurlijke selectie speelt hierbij nauwelijks een rol. Je hoeft dus ook geen duizenden jaren te wachten totdat evolutie via toevallige mutaties zijn werk heeft gedaan.”
Daarnaast wijst u in uw boek op de rol van epigenetica bij variaties tussen organismen van dezelfde soort. Wat is epigenetica?
„Simpel gezegd gaat het om bepaalde functionele genetische programma’s in het DNA die de cel, onder invloed van omgevingsfactoren, zelf aan en uit kan zetten. Er hoeft dus niets nieuws te ontstaan, je zet simpelweg een genetisch programma aan of uit. Dat kan door direct op het DNA een chemische verbinding, een methylgroep, te plaatsen. Daardoor kan het gen niet meer worden afgelezen; het programma gaat op slot. Dit is een omkeerbaar proces. Maar epigenetische veranderingen kunnen ook erfelijk zijn: de zogeheten methylatiepatronen vinden we ook terug in de nakomelingen.”
In uw boek noemt u het voorbeeld van een paardenbloem.
„Paardenbloemen kunnen gifstoffen produceren wanneer ze lastig worden gevallen door vraatzuchtige rupsen. Door de vraatschade wordt een epigenetische schakelaar op het DNA omgezet, waardoor een programma wordt geactiveerd voor de aanmaak van gifstoffen. De nakomelingen van die paardenbloemen erven deze geactiveerde eigenschap, waardoor ze vervolgens ook in staat zijn de rupsen af te weren. Dat is dus een verworven eigenschap die van ouders op kind kan worden overgedragen.”
Hoe kunt u epigenetische veranderingen onderscheiden van evolutieprocessen?
„Als je puur kijkt naar de uiterlijke veranderingen, zie je geen verschil. Daarvoor moet je dus in het DNA kijken. Het gaat namelijk om een mechanisme ín het genoom.”
Nu is het algemeen aanvaarde idee dat er in de loop van het evolutieproces nutteloos DNA, zogeheten junk-DNA, zich heeft opgehoopt in het genoom.
„Ongeveer de helft van het menselijke DNA lijkt te bestaan uit overblijfselen van zogeheten retrovirussen. De veronderstelling is dat virusachtige elementen zich in de loop van het evolutieproces hebben opgehoopt in het genoom. Dat wordt junk-DNA genoemd, afval.
Inmiddels is bekend dat dit zogenaamde junk-DNA voor een groot deel bestaat uit transposons, zogeheten lines, die fungeren als schakelaars om bepaalde biologische programma’s aan of uit te zetten. Vooral bij celdelingsprocessen en tijdens vroege ontwikkelingsstadia van bevruchte eicellen zijn ze van belang. Andere spelen een belangrijke rol in de immuunreactie tegen virussen. Deze transposons hebben vergelijkbare genen als die we in retrovirussen aantreffen; maar in de praktijk bestaan er geen virussen die hier exact op lijken.
Daarnaast hebben darwinisten junk-DNA nodig als ‘afvalbak’ voor schadelijke mutaties; 99 procent van alle mutaties is immers slecht voor het organisme. Zouden die mutaties zich 5 miljoen jaar lang ophopen in het genoom, dan zou de mensheid allang zijn uitgestorven.”
Wat is nu de status van junk-DNA?
„Dat het niet bestaat. Dat bleek uit een artikel in het tijdschrift Nature in 2019 over de uitkomsten van het jarenlange onderzoek aan het menselijke DNA, het zogeheten Encode-onderzoek. Het artikel bevestigde dat meer dan 80 procent van het genoom een of andere biochemische functie heeft. De wetenschappers schreven daar onder andere dat we af moeten van junk-DNA en niet-functioneel DNA, de zogeheten pseudogenen. Die hebben volgens hen een enorme vertraging opgeleverd in het wetenschappelijk denken: de evolutietheorie was een ”science stopper”.”
De ondertitel van uw boek luidt: Hoe de nieuwe biologie het tijdperk van Darwin beëindigt. Is het inmiddels zo ver?
Borger lacht. „Het Encode-onderzoek heeft de evolutietheorie volledig weerlegd. Maar gaan evolutiebiologen dat toegeven? In onze wetenschapswereld is God taboe. Wetenschappers hebben de evolutietheorie nodig voor hun wereldbeeld zonder Schepper. Toch vond ik het opmerkelijk dat evolutiebioloog Dan Graur van de University of Houston toegaf dat het Encodeproject aangeeft dat een lang ongericht evolutionair proces het menselijk genoom niet kan verklaren. Hij concludeerde: Als Encode gelijk heeft, dan is evolutie fout.”
Nog een opmerkelijk gegeven uit uw boek is het feit dat het genetische verschil tussen mens en aap niet 1, maar zeker 14 procent bedraagt. Waarom komt dat niet prominenter in het nieuws?
„Aanhangers van de evolutietheorie hebben belang bij die ene procent om mensen ervan te overtuigen dat we van apen afstammen. Die ene procent lijkt niet veel, maar het gaat wel over 150 miljoen DNA-letters. Als we de volgordes van het DNA van de chimpansee, onze veronderstelde naaste verwant in het dierenrijk, en de mens naast elkaar zetten, komen we tot een verschil van 15 tot 16 procent.
Ook blijkt het DNA van de mens veel unieke genetische informatie te bezitten. In mijn boek van 2009 voorspelde ik dat de zogenaamde micro-RNA-genen weleens de belangrijkste verschillen konden leveren. Inderdaad blijkt nu dat mensen over honderden unieke micro-RNA-genen beschikken die we niet in apen aantreffen. Deze genen fungeren als overkoepelende schakelaars die netwerken van genetische programma’s in de mens reguleren. De mens is dus echt een uniek schepsel.”
DNA bevat informatie. In hoeverre gaat het hierbij over materie?
„Je zou kunnen zeggen: DNA is de materiële drager van immateriële informatie. Simpel gezegd: hier heb je mijn boek. Dat bestaat uit papier en inkt. Dat is de materie. Nu wil je dat boek gaan lezen. Mijn verhaal is niet slechts papier en inkt. Er zit betekenis in hoe de inkt zich op het papier bevindt. Die betekenis is ontstaan in mijn hoofd, en weergegeven in tekens die ieder mens kan interpreteren.
In het genoom werkt het ook zo. Alles is gecodeerd. Er bestaan bijvoorbeeld eiwitcodes, codes voor micro-RNA, histoncodes en methyleringscodes. Verder zijn er codes die de andere, eerdergenoemde codes bij elkaar brengen om die tegelijk af te lezen voor biologische interacties.
Vergelijk het met een computerchip. Een chip is een tweedimensionaal, plat dingetje waar informatie op staat. Dat kan afgelezen worden in de dimensie tijd. Zo kunnen we spreken van driedimensionale digitale informatie. In het genoom hebben echter drie dimensies interactie met elkaar. Dan komt daar nog de vierde dimensie tijd bij om het DNA af te lezen. Zodoende kunnen we spreken van een vierdimensionaal genoom. Het DNA is de meest complexe informatiedrager die de mensheid kent; nanotechnologen zouden die graag nabouwen.”
Waar komt die informatie op het DNA vandaan?
„Eén ding is helder: informatie komt niet voort uit materie. Het zijn twee totaal verschillende entiteiten. Mijn boek is niet voortgekomen uit papier en inkt, maar uit mijn hoofd.
Informatie is immaterieel. Dat weerlegt al direct de naturalistische evolutiewetenschap. Met de huidige kennis van het DNA kan niemand meer zeggen dat de natuur alles is wat er bestaat. Sterker: de informatie in het genoom is een rationeel argument voor het Godsbestaan.”
Waarom neemt de wetenschap vandaag de dag niet meer afstand van de evolutietheorie?
„Nou, je ziet wel een toenemende trend dat wetenschappers nieuwe feiten niet meer bediscussiëren binnen de kaders van de evolutietheorie. Dat is winst.
Maar zie je hetzelfde onderzoek terug in de media, dan lees je: „Kijk eens wat evolutie nu weer heeft voortgebracht.” Terwijl het gaat over doelgerichte processen, wordt de doelloze, ongerichte evolutie er in de media gewoon weer bijgezet. Wat mij betreft gaan we biologie bedrijven op basis van de feiten, vrij van welke onderliggende ideologie dan ook.”
Terug naar de oorsprong. Hoe de nieuwe biologie het tijdperk van Darwin beëindigt, Peter Borger; uitg. De Blauwe Tijger, Groningen, 2021; ISBN 9789493262065; 328 blz.; € 25,95