Column: Wel of geen applaus?
Je kunt er zomaar ineens verlegen mee zijn: doe je het wel of doe je het niet? Ik bedoel: applaudisseren. Natuurlijk, op veel plaatsen en momenten is het heel gepast.
De burgemeester zet een vrijwilliger in het zonnetje wegens zijn jarenlange belangeloze inzet en je onderstreept zijn woorden met een warm applaus. De koningin komt in het dorp en houdt een toespraak, die je uiteraard beantwoordt met een staande ovatie. De beroemde hoogleraar houdt een gastcollege, waarop je als student als vanzelf reageert met handgeklap of voetgeroffel. Een welverdiend applaus, noemen we dat. Het zou gek zijn als het ontbrak: beklemmend, of zelfs pijnlijk.
Als een predikant een uur heeft staan preken, zullen we echter nooit applaudisseren. Terwijl hij toch echt zijn best heeft gedaan en een flinke inspanning heeft geleverd. Iedereen voelt aan: dat zou ongepast zijn. Hij heeft met zijn preek een hoger doel gediend, namelijk de dienst aan God, en daar past echt geen applaus bij.
Maar dan de musici. Daar ligt het toch ingewikkelder. Zij leveren topprestaties. Voeren ze in het Concertgebouw bijvoorbeeld een symfonie van Beethoven uit, dan zullen maar weinig mensen het in hun hoofd halen om niet te klappen. Natuurlijk, dat hoort erbij. Welverdiend na een avond zwoegen. Zij het dat je moeite kunt hebben met het hoe en het hoelang. Want hoogmoed, trots of mensverheerlijking ligt wel op de loer.
Maar wat als musici in een kerk geestelijke muziek uitvoeren? Wringt het niet een beetje als een organist heeft uitgepakt met een koraalfinale over ”Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen” en vervolgens diep over de balustrade buigt om een daverend applaus in ontvangst te nemen? Ja, hij kan nog omhoog wijzen naar het orgelfront: het instrument heeft de klanken voortgebracht. Of naar zijn registranten kijken: zij waren onmisbaar. Maar toch.
En wat als het concert helemaal een liturgische kleur heeft? In deze tijd bijvoorbeeld: een uur lang muziek voor advent? Allemaal religieuze teksten over verlangen en uitzien, inkeer en verootmoediging. Moet je dan applaudisseren als de laatste klanken wegsterven? Klap je daarmee de sfeer van sereniteit en wijding niet weg? Maar ja, de uitvoerenden hebben wel een enorme prestatie geleverd. Die mogen toch ook bedankt worden?
Calvijn zegt als hij schrijft over de zelfverloochening (”Institutie” III.7.4) dat je je op je éígen gaven niet moet laten voorstaan, maar dat ons aan de andere kant wel wordt opgedragen om „eerbied en ontzag” te hebben „voor alle gaven van God die wij bij anderen zien.” We moeten hen zelfs „eren bij wie zij te vinden zijn”, aldus de reformator. „Want het zou wel heel kwalijk zijn aan mensen de eer te ontnemen die de Heere hun waardig gekeurd heeft.”
Voor jezelf dus vooral de nederigheid benadrukken, en de ander de eer geven die hem toekomt. Dat is een mooi uitgangspunt. Maar of Calvijn had meegeklapt na afloop van een concert met geestelijke muziek…?