Strek geheven vingertje liever horizontaal
Moralisten zijn moeilijke mensen. Tenminste, voor iedereen die aan de verkeerde kant van hun geheven vingertje staat. Het is nu eenmaal lang niet altijd prettig als een ander zich waarschuwend en vermanend opstelt. Vooral jongeren zijn daar allergisch voor. „Ik vraag maar niks meer, want u weet toch altijd precies hoe het moet”, zegt een puber dan tegen zijn pa.
Voordat zo’n vader alles uit de kast trekt om zich te verdedigen, kan hij beter bedenken hoe hij zelf op die leeftijd stond tegenover mensen met een geheven vingertje. Want de boodschap kan goed zijn, maar de verpakking is minstens van even groot belang.
Dat geldt trouwens niet alleen voor jonge mensen. Iedereen wil graag op een prettige manier te woord worden gestaan. Zeker christenen moeten zich daarvan bewust zijn. Weinig is zo onaangenaam als mensen die altijd denken te weten wat goed is en wat fout. En die ook zonder enige terughoudendheid anderen daarop wijzen. Soms te pas, maar vaker nog te onpas. Dat laatste gebeurt maar al te vaak. Dan zegt iemand wijze dingen, maar niet op het juiste moment. Waardoor de goede woorden op steenachtige plaatsen vallen en geen wortel kunnen schieten.
Maar er is ook een andere kant. De weerstand tegen een boodschap kan zo groot zijn dat mensen weigeren te luisteren, hoe vriendelijk of toegankelijk deze ook is verpakt. Neem de radiospotjes over abortus in de Week van het Leven. Zonder te kwetsen werd daar de beschermwaardigheid van het ongeboren leven aan de orde gesteld. Prompt viel heel liberaal Nederland eroverheen. Alle stijlmiddelen bleken geoorloofd om de boodschapper monddood te maken. Blijkbaar was de inhoud van de boodschap voor velen zo bedreigend dat het eigenlijk niet uitmaakte hoe die werd gebracht.
Ook in reformatorische kring is het geheven vingertje niet geliefd, hoewel het aanwijzen van zonden en gebreken binnen de gereformeerde gezindte niet omstreden is. Daar zijn vanuit de Bijbel ook goede gronden voor. Spreken over deugden wordt vaak wat lastiger gevonden. Eigenlijk is dat vreemd. Roept de Bijbel niet talloze malen op tot een godzalige levenswandel, tot hulp aan de naasten, barmhartigheid, matigheid, moed en liefde? Maar als bij het ontbreken van deze deugden de vinger wordt gelegd, vallen gesprekken al snel stil. We moeten immers oppassen voor werkheiligheid, zo heet het dan.
De oudtestamentische profeten schuwden het waarschuwen niet, ondanks alle weerstand. Maar het bleef bij hen nooit bij een geheven vinger alleen. Altijd gaven ze ook richting aan. De richting die God wil dat we zullen gaan. Micha zei het zo: „Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is. En wat eist de Heere van u dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God?”
Zonden en deugden; bij beide mag en moet de vinger worden gelegd. En wat de verticaal geheven vinger betreft: strek deze liever horizontaal, en wijs de goede richting op.