Bedreiging? Niet van een persoon, eerder van de rechtsstaat
„Ik heb gisteren geen bedreiging gehoord”, twitterde donderdag PVV-leider Wilders. En gelijk had hij. Natuurlijk was het onkies, onverstandig en een armetierig zwaktebod van Forum-Kamerlid Van Houwelingen om woensdag, sprekend over hoe overheden de coronapandemie bestrijden, zijn D66-collega Sjoerdsma zó aan te vallen. „Uw tijd komt nog wel”, beet de FVD’er zijn opponent toe: „En er komen tribunalen.”
Maar dat de geschokte Sjoerdsma deze woorden opvatte als een persoonlijke bedreiging en klaagde dat hij zoiets in de negen jaar dat hij Kamerlid was nooit eerder meemaakte, is discutabel. Bedreiging? Daarvan zou sprake zijn geweest als Van Houwelingen had gezegd: „Ik wacht jou buiten de zaal op en dan mep ik je in elkaar.” Dan zou de situatie iets weg hebben gehad van die van twee jaar geleden, toen PVV-Kamerlid De Graaf zijn DENK-collega Öztürk toesnauwde (toen de laatste de PVV’er in verband bracht met fraude): „Zwijg daar eeuwig over! Want ik zal je najagen. Dan ben je van mij!” Dát is bedreiging. Van Houwelingens verbale agressie valt eerder in de categorie ”wonderlijke profetieën”.
En die zijn niet verboden. Terecht twitterde het onafhankelijke Kamerlid Omtzigt woensdag dat er in Nederland nu eenmaal een grote vrijheid van meningsuiting is, onder meer vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). En dat die vrijheid, volgens het Hof van Straatsburg, ook betekent dat je „het recht hebt om te choqueren, te ontregelen of te beledigen.” Al hoef je van dat recht natuurlijk geen gebruik te maken.
Klaar, kwestie afgedaan. Toch? Nee, dat nu ook weer niet. Want het loont wel degelijk de moeite wat dieper in te gaan op wat er woensdag in de Kamer nu eigenlijk gebeurde. De essentie daarvan is in de eerste plaats dat Forum politieke tegenstanders niet beschouwt als goed bedoelende andersdenkende medeburgers, maar als kwaadwillende oorlogsmisdadigers. Tribunalen roepen onvermijdelijk de associatie op met Neurenberg, Joegoslavië of Rwanda.
Er is nog een tweede dimensie. Daarvoor kunnen we opnieuw putten uit de tweets van Omtzigt. „Met het aankondigen van tribunalen stel je dat de huidige rechtsorde, waarvoor je als wetgever verantwoordelijk bent, niet deugt. Je kondigt aan een parallelle rechtsorde te willen opzetten, met nieuwe instituten, een soort revolutie dus.”
De CDA’er kan zich gesteund weten door éminence grise Tjeenk Willink, die donderdag in een radioprogramma Van Houwelingens uitspraken duidde als „weer een stapje in de betonrot die onze democratische rechtsorde uitholt.”
Grote woorden? Ja. Toch zit er wel degelijk iets in. Twijfel zaaien over de betrouwbaarheid van instituties en knagen aan de fundamenten van onze democratische rechtsstaat lijken, in het spoor van oud-president Trump, steeds meer het handelsmerk van rechts-populistische partijen.
„Uw rechtsstaat is de mijne niet”, riepen in de jaren zestig en zeventig hippies, nozems en andere langharige progressievelingen. Nu heerst zo’n revolutionaire geest juist op de uiterst rechterflank van het politieke spectrum. Waar een verlangen heerst naar grote schoonmaak, naar een afrekening door middel van tribunalen, en naar een Great Reset.
Maar dan heel anders.