Demissionair zorgminister De Jonge en de Tweede Kamer botsen geregeld over het coronabeleid. Toch zet de volksvertegenwoordiging de bewindsman maar zelden de voet dwars; zijn mandaat voor het bestrijden van de derde coronagolf op rij is nog onverminderd groot.
„Klopt het dat Nederland eind oktober meer dan 4,5 miljoen Pfizer-vaccins op voorraad had? Zo ja, waarom begint u dan niet meteen met de boostercampagne?” Een flink deel van de Tweede Kamer kon er dinsdag met de pet niet bij. Terwijl het aantal besmettingen opnieuw de pan uitrijst en de ziekenhuizen weer volstromen, verklaarde De Jonge dat de extra prikronde voor ouderen een zorgvuldige voorbereiding vergt. En dus op z’n vroegst begin december van start kan gaan.
Veel te laat, vonden onder meer JA21, SP, GroenLinks, Volt, Pieter Omtzigt en Liane den Haan.
En zo gaat het wel vaker. De Jonge volgt de bekende lijn van advies inwinnen, aanbevelingen bestuderen, knopen doorhakken en debatteren met de Kamer. Daar wacht hem de kritiek: te weinig, te laat.
Vooropgesteld, ook onafhankelijke deskundigen die maar moeilijk kunnen worden beticht van verborgen politieke bijbedoelingen zijn het niet altijd met De Jonges optreden eens. Woensdag nog zeiden de twee hoofdauteurs van een afgelopen zomer uitgebracht adviesrapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Koninklijke Nederlandse Akedemie van Wetenschappen (KNAW) dat het hem te veel ontbreekt aan een langetermijnvisie. De Jonge, zo schetsten hoogleraar huisartsgeneeskunde Knottnerus en hoogleraar sociologie Van der Lippe, vestigt steeds de aandacht op ‘die ene stap die we nog even samen moeten nemen’ voor we eindelijk uit de crisis zijn. Nog een paar weken zien te dealen met de avondklok, nog even op de tanden bijten; dan kan de lockdown vast snel worden versoepeld. Nog even alles op alles voor een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad, dan is de crisis voorbij.
Anders gezegd, wat hij over het hoofd ziet, is dat overheden waarschijnlijk nog jaren zullen worstelen met het onder controle krijgen van het virus. Dat vergt vooral een mentaliteitsverandering onder burgers en een dringend appel van de overheid: „Ga niet te snel terug naar het oude normaal.” Maar dat klinkt maar mondjesmaat.
Overigens is het bepaald niet zo dat alleen De Jonge in dezen een verwijt te maken valt. Neem de hooggespannen verwachtingen over de vaccinatiestrategie. Welk Kamerlid, welke fractie waarschuwde de minister ooit dat Nederland in de herfst van 2021 weleens te maken zou kunnen krijgen met een coronagolf die ondanks een vaccinatiegraad van bijna 85 procent weleens net zo ernstig zou kunnen zijn als die van het jaar daarvoor? Dat hij er goed aan deed iedereen op het hart te drukken dat het naleven van de basismaatregels nog altijd dringend geboden was?
Afgaande op de soms felle kritiek zou zomaar het beeld kunnen ontstaan dat De Jonge zijn coronabeleid vaak doorduwt tegen de zin van een groot deel van de Kamer in. De werkelijkheid is anders: sinds de pandemie uitbrak is de volksvertegenwoordiging minstens zoveel de medearchitect als de controleur van het coronabeleid. Zelfs medio september, toen de ChristenUnie zich even een wat vrijere opstelling kon veroorloven jegens het demissionaire Rutte III, was er geen vuiltje aan de lucht: PvdA en de Fractie Den Haan sprongen in en hielpen het voorstel de coronapas breder in te zetten aan een meerderheid. En hoewel sommige partijen wel eens mopperen dat de nieuwe maatregelen die De Jonge via persconferenties aankondigt door de tijdelijke coronawet eigenlijk alleen maar oppervlakkig kunnen worden bediscussieerd – er is een maximumtermijn van een week – heeft die wet nog steeds een stevig draagvlak: de derde verlenging ervan werd dinsdag door 99 Kamerleden gesteund. Overigens, de debatten over de coronamaatregelen duren vaak urenlang, maar ook de meest vergaande, zoals de avondklok en het coronatoegangsbewijs, werden maar heel beperkt bijgestuurd.
Wat betekent deze stand van zaken voor een nieuw maatregelenpakket dat het vrijdag mogelijk presenteert? Het nog verder verruimen van het coronatoegangsbewijs naar bijvoorbeeld dierentuinen of pretparken kan De Jonge moeiteloos voorstellen. Daar is geen wetswijziging voor nodig en het draagvlak daarvoor is groot genoeg. Het herinvoeren van de verplichte placering in de horeca en het stellen van beperkende voorwaarden aan buitenevenementen lag tot dusver gevoelig, maar ziekenhuizen en virologen dringen daar inmiddels weer publiekelijk op aan. Hun smeekbedes wogen tot dusver zwaar. Dat zou kunnen betekenen dat de Kamer, inclusief VVD en D66, ermee kunnen leven als het kabinet dergelijke ingrepen –mocht het OMT die nodig achten– vooralsnog laat prevaleren boven een 2G-coronatoegangsbewijs of het uitbreiden van de pas naar de werkvloer.
De allesoverheersende conclusie na anderhalf jaar coronabeleid is echter toch wel dat bescheidenheid geboden blijft. Kabinet én Kamer rest nog steeds weinig anders dan achter de feiten aan te hobbelen; het virus zet de toon.