Nu ik de reis naar Nederland weer aanvang, komen de mijmeringen op gang. Er borrelt een vreemde mengelmoes van gevoelens op. De klimaattop was overweldigend, bevreemdend en hoopgevend.
Allereerst overweldigend. Bij zo’n groot evenement ben ik nog nooit geweest, besef ik als ik over het terrein struin. Niet eerder verschafte de Verenigde Naties aan zoveel mensen een accreditatie om op een klimaattop te komen: bijna 40.000. In 2015 in Parijs –het vorige record– waren het er zo’n 30.000. En dat alles in een hermetisch afgesloten gebied dat officieel even niet Schots, maar VN-terrein is. De hoge hekken, de duizenden politieagenten uit heel het Groot-Brittanië.
En dan al die wereldleiders. Ze bestaan echt, kan ik nu officieel bevestigen. Ik heb er vele in het wild gespot. Van vlakbij. Als ik wilde, kon ik de Britse prins Charles of de Franse president Emanuel Macron zo tackelen. En miljardairs Bill Gates en Michael Bloomberg liepen ook zomaar vlak langs.
Ergens wekte de top bij mij ook bevreemding op – terecht of niet. Als ik de activisten uitgedost zie in ijsbeerpakken of met leuzen die ik niet in de krant durf te zetten, dan vraag ik me af: Wil ik daar bij horen? Of toen ik de meute luidkeels hoorde schreeuwen „What do we want? Climate justice! When do we want it? Now!” was ik nou niet direct geneigd om mee te gaan roepen. En sommige wereldleiders die precies wisten wat ze moeten doen om de klimaatcrisis op te lossen? Is dat niet wat al te maakbaar?
Tegelijk weet ik dat de klimaatactivisten ook gewoon mensen zijn met gevoelens. Het gaat om hun boodschap en niet over hoe ze zich uitdossen. En over wat ze scanderen: gerechtigheid ís een belangrijk thema, ook vanuit christelijk oogpunt.
Over de maakbaarheid valt ook meer te zeggen. De mens heeft het klimaatprobleem immers zelf gecreëerd en technisch gezien kan hij die dan ook oplossen. Al is dat gezien onze verslaving aan energie voorlopig erg lastig.
Als laatste ervaarde ik de top als hoopgevend. Hoopgevend, omdat zoveel mensen van zoveel culturen en zoveel landen elkaar op één plek ontmoetten. Van uitgebreid gedecoreerde generaals uit Togo tot getulbande mannen uit India. En van vrouwen in prachtig gekleurde, Indonesische dayek-kostuums tot Schotten in geruite kilts. Verenigd met een doel. Tijdens allerlei bijeenkomsten merkte ik dat er echt naar elkaar geluisterd werd. Dat is positief. Automatisch denk ik terug aan de dubbele regenboog die ik tijdens de heenreis zag boven de Britse velden. Een teken van hoop.