Joodse organisaties in Frankrijk verwijten schrijver en polemist Eric Zemmour antisemitisme. Lastig punt: de gewenste presidentskandidaat van uiterst-rechts is zelf Joods.
Geen echte Fransen, maar buitenlanders. Zo kwalificeert Eric Zemmour de drie Joodse schoolkinderen die terrorist Mohammed Merah in 2012 in Toulouse doodde. De ouders van Arié en Gabriel Sandler (6 en 3 jaar oud) en Myriam Monsonego (8) besloten hun kinderen namelijk niet in Franse, maar in Israëlische bodem te begraven. Daarmee waren ze net zo „buitenlands” als dader Merah, die in Algerije begraven wilde worden.
Of het nu om „moordenaars of onschuldigen, beulen of slachtoffers, vijanden of vrienden” gaat, voor Zemmour is de vraag cruciaal „waar ze hun botten willen achterlaten.” De gedode Joodse schoolkinderen en Merah waren daarom „voor alles buitenlanders die dat wilden blijven na de dood”, schrijft hij in zijn jongste boek, ”La France n’a pas dit son dernier mot”.
De gedachten, die hij in september nog eens publiekelijk verdedigde op de Franse zender France2, riepen veel verontwaardigde reacties op. De koepelorganisatie van Joodse organisaties in Frankrijk, CRIF, sprak bij monde van voorzitter Francis Kalifat van „afschuwelijke woorden, die enkel walging kunnen oproepen.” Hij hekelde met name de „verachtelijke vermenging” van beul en slachtoffers.
De Joodse studentenorganisatie UEJF oordeelde dat Zemmour de nagedachtenis van de kinderen „besmeurt.” „Als we nog bewijs nodig hadden voor de laagheid, het racisme en de obsessie met identiteit van Eric Zemmour: hier is het, schaamteloos, in deze paar zinnen”, aldus de studenten op Twitter.
Tweede Wereldoorlog
Zemmour dacht er niet over bakzeil te halen. Hij had slechts een rationale analyse gegeven van het verloop van een dramatische gebeurtenis, zei hij bij de rechtse zender CNews. Richting degenen die hem harteloosheid verweten, citeerde hij woorden die presidentskandidaat Giscard d’Estaing in 1974 tijdens een debat uitsprak richting zijn opponent François Mitterrand. „U hebt niet het monopolie op het hart, ik heb ook een hart en dat slaat zijn eigen ritme.”
De heftige reacties brachten hem er evenmin toe voorzichtiger te zijn in uitspraken die gevoelig liggen binnen zijn eigen Joodse gemeenschap. Half oktober rakelde Zemmour nog eens zijn oude stelling op dat maarschalk Philippe Pétain tijdens de Tweede Wereldoorlog de Franse Joden beschermde. Pétain stond tussen 1940 en 1944 aan het roer van het met de Duitsers collaborerende Vichyregime. In Frankrijk overleefden relatief veel Joden, maar historici toonden afdoende aan dat het Pétainregime medeverantwoordelijkheid droeg voor de deportatie van zowel Franse als zogenoemde buitenlandse Joden. President Jacques Chirac erkende dat in 1995 voor het eerst.
Tweespalt
De uitspraken over Pétain passen bij de relativerende noties die Zemmour eerder maakte over de beruchte Dreyfus-affaire. De arrestatie van de Joodse officier Alfred Dreyfus op beschuldiging van spionage leidde in 1894 tot een felle polemiek. Dreyfus bleek op grond van valse documenten te zijn opgepakt, vanwege zijn Joodse achtergrond. Zemmour gaf vorig jaar in een televisie-uitzending echter aan niet overtuigd te zijn van de onschuld van Dreyfus.
De Joodse historicus Marc Knobel, verbonden aan het CRIF, bestempelde die suggestie vorige maand in het tijdschrift Revue des Deux Montes als onversneden revisionisme, het herschrijven van de geschiedenis. „Zemmour beweert dat hij van geschiedenis houdt. Maar geschiedenis is niet als een windvaan die meedraait met je ideologie. Het is een wetenschap.”
Net zomin als eerdere veroordelingen wegens racisme lijken de antisemitische uitspraken Zemmour sterk aan te kleven. Volgens de meest optimistische prognoses kan de uiterst-rechtse polemist rekenen op 18 procent van de stemmen bij de presidentsverkiezingen van april 2022. Officieel kandidaat is hij nog niet eens, maar bureaus nemen hem al steevast mee in de peilingen. In meerdere peilingen passeert hij zijn rivale op uiterst-rechts: Marine Le Pen van het Rassemblement National.
Ook van Joodse kant kan hij op steun rekenen. Op Twitter is er een (overigens nog matig gevolgd) account actief onder de noemer Les Juifs pour Zemmour, Joden voor Zemmour. Toen CRIF-voorzitter Kalifat opmerkte dat Zemmour „geen enkele Joodse stem” verdiende, daagde Zemmour hem uit samen naar de synagoge te gaan en te kijken wie het populairst is.
De officiële organisaties mogen hem hard aanvallen, op het grondvlak bestaat er sympathie voor zijn strijd tegen de islam, schreef Le Monde vorige week. „Het is zeer waarschijnlijk dat er een tweespalt bestaat tussen het grondvlak en de top”, aldus politicoloog Jean-Yves Camus in de Franse krant. „De thema’s die het meest resoneren zijn immigratie en islam.” Daarachter speelt het gegeven dat verschillende recente dodelijke antisemitische incidenten in Frankrijk vanuit islamitische hoek kwamen.
Speelruimte
Een anonieme Joodse respondent meldde Le Monde dat hij zich niet druk maakt over de polemieken rond Vichy en Dreyfus. „Pétain kan me niets schelen”, zei hij. „Wat is op dit moment het gevaar van pétainisme?” Voor hem is de „botsing der beschavingen” tussen de Republiek en de islam van groter belang. De krant citeert in dit verband een uitspraak van Zemmour: „Men roept nu niet: Heil Hitler; men roept: Allahou akbar.”
Critici stellen dat Zemmour zijn Joodse achtergrond tactisch inzet. Het is voor hem „een totempaal van immuniteit”, foeterde essayiste Barbara Lefebvre vorige maand in het tijdschrift Marianne.
In die analyse vinden ze echter ook Jean-Marie Le Pen, de 94-jarige oud-voorman van het vroegere Front National, achter zich. „Het enige verschil tussen Eric en mij is dat hij Joods is”, zei hij begin oktober in een interview met Le Monde. „Het is moeilijk hem daarom te kwalificeren als nazi of fascist. Dat geeft hem veel meer speelruimte.”