De combinatie van seksualiteit en religie geldt als problematisch. Maar de seculiere seksuele opvoeding is ook niet vrij van problemen, stelt Jelle Wiering. Als cultureel antropoloog ging hij op zoek naar de aannames en culturele codes achter die voorlichting.
Als het thema godsdienst tijdens een les seksuele voorlichting op een middelbare school aan bod komt, gebeurt dat als de voorlichter inzoomt op een reeks problemen, signaleerde Jelle Wiering (31). Hij werkt als cultureel antropoloog aan de universiteiten van Groningen en Utrecht en deed anderhalf jaar onderzoek naar seksuele gezondheidszorg in Nederland. Hij interviewde professionals, observeerde tijdens seksuele voorlichting op scholen en liet zich trainen tot voorlichter.
„Godsdienst wordt net als soa’s en hiv gepresenteerd als iets wat seks beperkt, en dus als een probleem. Dit is deels het resultaat van de seksuele revolutie. Voor veel mensen zijn de ontkerkelijking en het verwerven van seksuele vrijheid aan elkaar verbonden. Deze twee gelijktijdige processen in de jaren 60 gelden als twee kanten van dezelfde medaille”, zegt Wiering.
De cultureel antropoloog constateert dat dit verhaal in het veld van de seksuele gezondheid telkens „als een mantra” terugkeert. „Religie is de zondebok geworden. Als het over seksualiteit gaat, is de algemene gedachte in Nederland dat er bij niet-religieuzen geen probleem zit.”
Volgens Wiering is het onterecht als de samenleving godsdienstige Nederlanders op deze manier marginaliseert. „Waarom maken we scheiding tussen niet-religieus en religieus? Mijn generatie is wat meer ontspannen als het om godsdienst gaat, denk ik. Ik ben zelf niet religieus opgevoed, maar vind het niet fair om iemand te labelen zodra diegene aangeeft dat hij in God gelooft. Maakt het op dit gebied iets uit of iemand al dan niet gelooft?”
Wiering stelt dat godsdienst als een bliksemafleider wordt gebruikt, want het is een feit dat er ook in een niet-religieuze omgeving seksuele normen gelden. „Deze zijn alleen verstopt. Niets is neutraal. Het probleem is dat we denken dat dat wel het geval is.”
Taboe
Een belangrijk uitgangspunt in de seksuele voorlichting is dat praten over seks goed is. Wiering benadrukt dat dit een aanname is en geen neutraal gegeven.
Seksuele voorlichting in Nederland leunt op het aangaan van het gesprek. Een seksuelegezondheidsorganisatie zoals Rutgers wil dat seksualiteit een gewoon onderwerp is waar je het overal en altijd over kunt hebben. Ook media maken zich sterk om seks bespreekbaar te maken. Veel programma’s daarover hebben de boodschap dat we van een taboe af moeten. „Openheid over seks is cool, is de gedachte. Als jij dat niet vindt, ben je het sukkeltje.”
Het verschil tussen wat je ziet in de media en hoe het grootste deel van de samenleving dit ervaart, is volgens Wiering echter groot. „Maar weinig mensen willen bijvoorbeeld in hun blootje op tv. Seksualiteit is voor veel mensen een privéding, iets intiems, en helemaal geen normaal onderwerp. Bij een toneelstuk over seksuele voorlichting dat ik bijwoonde, waren de ouders duidelijk minder progressief dan de toneelspelers. Vermoedelijk bevindt 90 procent van de Nederlanders zich ergens in het midden op de lijn tussen openheid en taboe. Ik denk dat een taboe gezond kan zijn. Taboe is trouwens een naar, negatief woord dat verwijst naar iets uit het verleden.”
Meer kennis
De vraag is of openheid ook een keerzijde heeft. Wiering: „Het algemene idee is dat als we meer kennis over seksualiteit hebben er minder problemen op dit gebied bestaan. Inderdaad heeft het bespreekbaar maken meer kennis opgeleverd. Aan de andere kant zijn we misschien ook iets kwijtgeraakt. Als je te open bent over seks, raak je gemakkelijk iets van de intimiteit en de betovering ervan kwijt.”
Wiering merkte dat openheid ook tijdens een les seksuele voorlichting problematisch kan zijn. „Ik heb zelf seksuele voorlichting op scholen gegeven. Daarvoor word je getraind; je leert een gesprek aangaan en krijgt trucjes aangereikt om leerlingen te stimuleren zich uit te spreken. Is er een open gesprek in de klas, dan wordt dat getypeerd als een goede les.
Als docent ga je daarvoor je best doen. Je gaat op een tafel zitten en probeert een veilige sfeer te creëren, zodat iedereen zich comfortabel voelt. Maar eigenlijk gebeurt er iets vals. Ik ben leerlingen aan het voorliegen, want hoe veilig ís de context eigenlijk? Klasgenoten horen wat de ander zegt en nemen dat mee het lokaal uit. En een docent kan na afloop van zo’n les ouders bellen, omdat hij bezorgd is over wat hij hoorde.”
Wiering vindt het daarbij opvallend dat de voorlichter van een klas openheid vraagt maar van zijn of haar eigen ervaring in de regel niets deelt. „En is het echt zo dat je slechte ervaringen en beschadiging oplost puur door ze in de klas bespreekbaar te maken?”
Vrouwending
De boodschap van seksuele voorlichting aan jongeren is op dit moment vooral hoe seks veilig en fijn kan zijn. „Het gaat bij voorlichting niet over met wie je dat beleeft. Ook voor homoseksualiteit is er weinig aandacht.”
Mogelijke risico’s zijn een cruciaal element in de voorlichting. Als het gaat om verantwoordelijkheid valt het Wiering op dat de vrouw de grootste rol krijgt toebedeeld. „Op dit punt is de balans scheef, vind ik. De vrouw moet aan de pil en de man heeft het makkelijk, terwijl de pil eigenlijk een ingrijpend voorbehoedsmiddel is. Het valt me ook op dat bijna alleen maar vrouwen seksuele voorlichting geven. De boodschap is daardoor impliciet dat seksualiteit een vrouwending is. Ik zou een denktank willen over hoe we dit kunnen veranderen. Hoe komen we zover dat mannen wel hun verantwoordelijkheid nemen?”
Wiering denkt dat ouders die sowieso niet willen dat hun kind deze boodschap krijgt aangereikt, zich niet druk hoeven te maken. „Door één les wordt een kind niet gehersenspoeld. Een les op school weegt niet op tegen het gezag dat een goede ouder heeft. Als je zoon op school hoort dat een olifant blauw is terwijl jij hebt geleerd dat dat beest groen is, gaat hij niet opeens in blauwe olifanten geloven.”
Rol Rutgers
Rutgers is de belangrijkste speler op het gebied van seksuele voorlichting in Nederland. Maar volgens Wiering zou het goed zijn als er een tweede kenniscentrum kwam. „In de media is Siriz onlangs aangepakt. Iedereen kijkt met argusogen naar hoe deze christelijke organisatie verboden staatssteun zou hebben gekregen. Een godsdienstige instelling wordt de zondebok. Maar Nederland is er bijna blind voor dat ook Rutgers geen neutrale stichting is. Hoeveel subsidie gaat hier naartoe? Waarom doen we daar niet moeilijkover? Puur omdat er geen associatie met religie is?”
Rutgers heeft veel invloed in het veld van seksuele gezondheid, en dat maakt het voor kleine initiatieven lastig om mee te doen, signaleert Wiering. „Daarnaast is het ook gek dat Rutgers een zogenaamd neutraal kenniscentrum is, maar tegelijk vooralsnog veel lesmethoden en trainingen aanbiedt waar geld mee wordt verdiend. Het is dan ook goed dat de organisatie met het aanbieden van deze activiteiten en producten gaat stoppen, naar ik onlangs begreep. Voor de balans zou het hoe dan ook gezond zijn als Rutgers een stevige organisatie naast zich kreeg.”