Jan Latten: Taboe op bevolkingsgroei
Hoe ziet Nederland er in 2050 uit? Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn er minder werkenden, meer migranten en neemt de vraag naar zorg door vergrijzing flink toe. Jan Latten, emeritus hoogleraar demografie, heeft zo zijn eigen gedachten over het Nederland van de toekomst.
Nee, een voor een de CBS-voorspellingen (zie ”Vergrijzing leidt tot grotere zorgvraag”) van duiding voorzien doet Latten liever niet. Jarenlang werkte hij op het instituut, waar hij zijn naam verbond aan talloze publicaties en ook meewerkte aan publicaties van anderen. Na zijn emeritaat maakt hij zich nog steeds sterk om het thema bevolkingsgroei op de politieke agenda te zetten.
Latten plaatst de cijfers liever in een perspectief van een samenleving die wel eens grondiger kan veranderen dan de meesten nu durven denken. Rode lijn volgens hem: alles wordt flexibeler. Dat kan tot problemen leiden, maar heeft ook een positieve kant.
Welke scenario’s ziet u voor zich als u denkt aan Nederland in 2050?
„Het jaar 2050 is over dertig jaar; als we dertig jaar terug kijken, was het 1990. Sinds die tijd is er veel veranderd: er zijn twee heel nieuwe generaties bijgekomen, generatie Z en de millennials. Internet speelt een grote rol, we hebben discussies over gender en zwarte piet. In dertig jaar tijd is een enorme verandering opgetreden in de samenleving. De komende dertig jaar verwacht ik veel debat en polarisatie. Het worden onrustige tijden, denk ik. Dat heeft ook te maken met bevolkingsgroei en de verplaatsing van bevolkingsgroepen door migratie, wat de komende tijd ook gaat toenemen. Dat wordt nu nauwelijks besproken, maar gaat wel tot debatten en discussie leiden. De mensen die hier komen, zijn geen onbeschreven blad. Sommigen zijn in een contrasterende cultuur opgegroeid en moeten nu ineens in harmonie leven met geboren Nederlanders die er andere opvattingen op nahouden.”
Het CBS verwacht 40.000 extra inwoners door migratie per jaar tot aan 2050. Wat is uw prognose?
„Ik vind 40.000 aan de lage kant, als je afgaat op wat er nu in de wereld gebeurt. De afgelopen vijf jaar kwamen er 80.000 inwoners vanuit het buitenland bij per jaar; in 2020 is dat mede door corona gezakt naar 70.000. We gaat dit jaar weer richting de 80.000. In Afrika worden veel kinderen geboren. Deze jonge mensen kunnen niet allemaal gevoed worden, en dus komen er volksverhuizingen op gang. Die geven druk op Europa. Als je geen beleid hebt op migratie, hou je het niet op die 40.000.”
Een doorsneegezin in Nederland telt nu 1,6 kind. Hoe ziet een gezin er volgens u in 2050 uit?
„Het CBS gaat uit van 1,7 kind per vrouw; een kleine stijging dus. Ik verwacht dat het kindertal verder omlaag gaat. Het aantal kinderen dat mensen krijgen, is namelijk ook afhankelijk van economische voorspoed. Al zijn de macro-economische cijfers goed; dat wil nog niet zeggen dat het mensen persoonlijk voor de wind gaat. Daarnaast verwacht ik dat er meer verbroken relaties zullen zijn. Die vergroten ook het kindertal niet. Wat ik ook signaleer: babyschaamte. Er zijn mensen die menen dat ze geen kinderen mogen krijgen omdat er in Afrika al zo veel baby’s geboren worden. Daarin zie ik duidelijk een trend. Steeds meer mensen zijn bewust kinderloos. Echt grote gezinnen zie je nauwelijks nog. Kinderen krijgen is niet meer vanzelfsprekend, wordt niet meer als een geschenk van God gezien. Ze moeten nu passen in het leven. Sinds de jaren 90 is genieten het hoogste doel in het leven van veel mensen. Er is een festivalgeneratie opgekomen. Een kind past daar niet bij.”
In hoeverre vormt het lage aantal kinderen per vrouw een probleem?
„Ik zie een verder wegzakkend kindertal als probleem. In feite zijn we met een kindertal onder de twee al decennia op een krimpkoers, maar door immigratie is dat niet merkbaar. Toch heb je als land in zekere zin de plicht voor jezelf te zorgen en jezelf in stand te houden. Wie moet er anders voor de ouderen zorgen straks? Wat ontbreekt aan de scenario’s van het CBS: men komt niet tot de slotsom dat er te weinig baby’s geboren worden. Er ligt blijkbaar bij de rekenaars een taboe op een scenario met een hoger kindertal.”
Waar zou het debat volgens u nu dan over moeten gaan?
„Doe er iets aan om mensen die kinderen krijgen en opvoeden, goed te faciliteren. Kinderen moeten niet worden ervaren als een individuele kostenpost. Straks zijn ze er voor iedereen. Misschien zijn er nu stellen verhinderd om kinderen te krijgen om die reden, terwijl ze het wel hadden gewild. Kinderen moeten niet hinderlijk zijn in de persoonlijke ontwikkeling van ouders.”
Welke samenlevingsvormen ziet u voor zich in 2050?
„Je ziet dat trouwen uit is. Als stellen nu trouwen, zijn er vaak al kinderen. Het huwelijk is dan een bevestiging dat de grote liefde gelukt is. Dat is heel anders dan voorheen, waarbij mensen eerst trouwden en dan hun liefde moesten bewijzen. Als keerzijde zie je dat men ervoor kiest alles goed te regelen. Het aantal vaderschapsregistraties is bijvoorbeeld sterk toegenomen. Het vaderschap is beter per wet geregeld. Mensen kiezen dan daarvoor in plaats van te trouwen. Samenwonen zie ik ook sterk toenemen. Soms gaat het om jonge mensen die niks regelen, maar het gewoon uitproberen. Gaat het niet goed, dan komen ze terug bij papa en mama. Zogenaamde boomerangkids. Je ziet: uit huis gaan is niet meer een rituele stap die je maar één keer zet. Steeds meer 30-jarigen wonen weer bij hun ouders. En die vinden dat ook wel prima. Dat heeft er ook mee te maken dat ouders vaak maar één of twee kinderen hebben.”
Het aantal scheidingen neemt de laatste tijd ook toe. Ziet u daarin nog een kentering optreden?
„Ik denk dat dit getal blijft groeien de komende dertig jaar. Overigens zegt het aantal scheidingen dat bekend is niet alles over de werkelijke situatie. Het kan zijn dat mensen na hun scheiding bijvoorbeeld weer gaan samenwonen, maar officieel staan ze dan nog wel als gescheiden te boek. Dat vertroebelt de statistieken.”
Hoe ziet de religieuze samenstelling van de bevolking er in 2050 uit?
„Tot nu toe neemt het aantal mensen dat zegt gelovig te zijn, af. Dit is vooral onder jonge mensen het geval: twee derde van de jongeren geeft nu aan niet gelovig te zijn. Nemen ze dat de rest van hun leven mee, dan zal de ongelovigheid toenemen. Als gevolg daarvan zullen de gelovigen die overblijven, orthodoxer zijn. Tegelijk blijft de instroom van moslims ook een rol spelen. Dat leidt tot twee orthodoxe groepen, waarvan ik niet kan inschatten hoe die zich kwantitatief zullen ontwikkelen. Los van die orthodoxe mensen zie je overigens in de maatschappij wel het ietsisme toenemen. Mensen zetten bijvoorbeeld een Boeddhabeeld in de voortuin om nog iets te hebben. Een godsdienst die je tot iets verplicht, is lastig; liever geen plichten maar alleen geneugten. Geluk is het nieuwe geloof.”
Wat gaat er volgens u veranderen in de manier waarop we wonen?
„In mijn optiek wordt het leven flexibeler. Dat geldt voor relaties, voor werken en ook voor wonen. Ik zie twee ontwikkelingen. Enerzijds neemt het aantal alleenstaanden toe: het CBS verwacht er in 2050 3,5 miljoen tegenover 3 miljoen nu. Daardoor individualiseren we nog verder, een groot deel van de bevolking woont alleen achter een voordeur. Tegelijk is het met één inkomen onbetaalbaar om een huis te kopen of te huren. Dat kon al niet, maar wordt alleen maar lastiger. Ik denk daarom dat de samenleving naar kleinere woningen gaat, die betaalbaar zijn voor alleenstaanden. Het wonen gaat er anders uitzien: bijvoorbeeld een klein appartement met een gedeelde tuin of een gedeelde wasruimte. Zo zijn er meer kansen op toevallige ontmoetingen. Zo’n gedeeld huis gaat eenzaamheid tegen. Ook verwacht ik dat jongeren meer zullen samenwonen met vrienden, of samen iets bouwen. En ook voor ouderen komt groepswonen wellicht in zwang: samen op een erf of in een soort hofje.
Overigens verwacht ik dat ook het huidige wonen geklonterd rond de grote steden blijft bestaan. De Randstad strekt zich straks misschien wel uit tot aan Ermelo en Amersfoort. De centrale steden worden steeds hoger. De woontorens die er nu al staan, gaan niet meer weg. Wel zullen de stedelijke gebieden er anders uit gaan zien: de auto verdwijnt uit de binnenstad en er is veel meer groen te zien.”
In 2050 zou volgens het CBS nog maar 41 tot 44 procent van de bevolking tot het werkende deel behoren.
„Ik vind dat een beetje pessimistisch neergezet. Bovendien zit er iets raars in deze prognose: het CBS kijkt naar het aantal mensen dat 65+ is. Terwijl de prognose nu is dat we na ons 67e doorwerken. De mensen tussen de 65 en 70 moet je dus meetellen als werkenden. In die zin valt het mee. Bovendien zeggen aantallen niet alles. We worden steeds meer een kenniseconomie; het fysiek zware werk gebeurt door machines. Tot je 70e doorgaan met beeldschermwerk is niet zo’n probleem. Van de nieuwe generatie oudere werknemers is straks bijna de helft hoogopgeleid; die zijn langer fit en leven langer. Wat ik wel belangrijk vind: geef mensen die nog willen werken op latere leeftijd belastingvoordeel. Zij dragen namelijk ook nog bij aan de samenleving.”
Hoe denkt u dat de zorg er tegen die tijd uitziet? Zijn robots de nieuwe ”handen aan het bed”?
„Een robot klinkt zo naar. Wel denk ik dat er meer met robotisering gedaan zal worden, dat veel meer dingen automatisch gaan. En ik verwacht dat ouderen meer bij elkaar gaan wonen en op die plek zorg inkopen. Welvarende ouderen kopen zich nu al in. In de buurt van zo’n hofje woont dan bijvoorbeeld ook een wijkverpleegkundige. Daarnaast zie je woonvormen ontstaan waarin jonge mensen met ouderen samenleven. Soms als een soort au pair: de jongere verleent zorg en kan in ruil daarvoor gratis wonen.”
Wat is het effect van de coronacrisis op de door u geschetste toekomstperspectieven?
„Ik denk dat de samenleving sterk gaat veranderen. We krijgen onrustige tijden. Er komt een stroom van vluchtelingen op gang, waarvan een deel naar Nederland komt en hier ook blijft. Eigenlijk hebben we drie crises de komende jaren: een klimaatcrisis, een demografische crisis en een sociale crisis. Naarmate de bevolking door migratie harder groeit, neemt de rivaliteit toe en zal het debat over geldende normen meer gevoerd worden.”
U klinkt vrij pessimistisch. Wat is een positieve trend die u verwacht de komende dertig jaar?
„Het positieve is de overlevingsdrang, dat we in al die onrust proberen iets van het leven te maken. De herwaardering van het familiegebeuren, het bedenken van alternatieven voor het alleen-zijn. Mensen willen misschien alleen leven, maar eenzaamheid willen we niet. Die alternatieven zullen we blijven zoeken.”