Jerevan: Armeens fruit is absoluut verslavend
Of je nu rijdt over een Armeense weg of je hebt een interview – je kunt niet om Armeens fruit heen. Puur genieten.
Nog nooit heb ik zo veel fruit gegeten als vorige maand in Armenië. De vrouw van chauffeur Artoer gaf ons vijgen, perziken en appels mee voor een vijf uur durende autorit naar het zuiden van het land. Nver, de chauffeur rond het Sevanmeer, pakte uit zijn dashboardkastje peren voor onderweg. Bij een interview met oorlogsvluchtelinge Gohar kreeg ik een berg druiven voorgeschoteld en bij het eveneens voor oorlog gevluchte gezin Davidjan stonden appels en perziken op tafel.
Het was allemaal te veel om op te eten. Hoewel Artoer en het gezin me bleven aansporen om nog een perzik of vijg te pakken. Typische Armeense gastvrijheid, maar mijn buik zat vol.
Het Kaukasische Armenië is een schatkamer vol fruit: druiven, pruimen, granaatappels, appels, meloenen, peren, abrikozen, perziken, vijgen, nectarines. Ze gedijen opperbest in het zonovergoten Armeense klimaat en met water uit de bergen en het Sevanmeer. Alsof je maar een pit in de grond hoeft te stoppen en er komt vanzelf een perzik of pruim tevoorschijn. Allemaal even zoet en sappig. De supermarkten en groenteboeren in de hoofdstad Jerevan liggen er vol mee.
Al dat fruit betaalt zich uit in werk en geld. Landbouw –behalve fruit liggen de winkels ook vol met groenten als tomaten, komkommers en aubergines– is een van de belangrijkste sectoren van de Armeense economie. Goed voor 12 procent van het bruto binnenlands product, meldt de website van het ministerie van Economie op basis van cijfers uit 2019.
Je zwemt in die schatkamer langs de weg naar de zuidelijke provincie Sjoenik – de regio die leeft tussen oorlog en vrede na het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan over Nagorno-Karabach vorig jaar. Met Artoer stop ik bij de fruitstal van de 46-jarige Anna Saakjan. We zijn dan al tientallen fruitkramen gepasseerd.
Anna’s roze parasols beschermen de kratten en dozen vol verschillende soorten pruimen, appels, druiven en perziken tegen de brandende septemberzon. Op planken staan flessen met zelfgestookte wodka en cognac met fruitsmaken. Artoer en ik gaan zitten aan een lange tafel onder een afdak om te ontsnappen aan de hitte. Anna pakt wat pruimen en perziken, legt ze op een bord en zet dat op tafel. Daarna schenkt ze in een plastic bekertje granaatappelwijn van eigen makelij voor mij in.
Haar man werkt op hun eigen land en maakt ook de drank, zelf doet ze de verkoop, vertelt Anna terwijl ze voortdurend in de weer is met het pakken en wassen van fruit om het inmiddels leeggegeten bord aan te vullen. Ze staat elke dag van zeven uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds in haar fruitstal. Het bord laat ze onaangeroerd: ze heeft voor vandaag genoeg fruit op. „Armenië is een fruitparadijs”, zegt Anna zonder twijfel.
Op de terugweg van Sjoenik naar Jerevan kan ik het niet laten te stoppen bij Anna om perziken en pruimen in te slaan. Armeens fruit, direct uit eigen grond, is verslavend.