Maandag bereikt de kabinetsformatie de top 3 van de langstlopende ooit. Waarom gaat het zo traag? En hoe loopt het af?
De formatie van 2021 gaat zo traag dat er 160 dagen na de verkiezingen zelfs nog geen eerste serieuze onderhandelingspoging is geweest. Een vijfpartijenkabinet van VVD, D66 en CDA met PvdA en GroenLinks zou nog kunnen. Een vierpartijenkabinet met slechts één van de twee linkse partijen in theorie ook. De grootste drie kunnen ook nog met de ChristenUnie, of besluiten door te gaan als minderheidskabinet.
Kostbare tijd ging verloren toen bleek dat demissionair premier Rutte zich bij de verkenners Kajsa Ollongren en Annemarie Jorritsma toch had uitgelaten over de positie van CDA-Kamerlid Omtzigt. Eerder had de VVD-leider dit bij hoog en bij laag ontkend, maar uit de openbaarmaking van de gespreksverslagen bleek het tegendeel.
Rutte gaf als verklaring dat hij twee gesprekken door elkaar had gehaald; eentje met de verkenners en een informeel onderhoud met CDA-leider Hoekstra. Laatstgenoemde had hij inderdaad het advies gegeven Omtzigt een prestigieuze positie in het vooruitzicht te stellen, bijvoorbeeld een ministerspost.
De Kamer nam met die uitleg geen genoegen. Rutte kreeg een door D66/CDA opgestelde motie van afkeuring aan zijn broek. Een motie van wantrouwen werd op het nippertje verworpen. Net als in 2010 en 2017 haalde de Kamer daarop Herman Tjeenk Willink, oud-vice-voorzitter van de Raad van State en een erkend formatiedokter, van stal. Hij bracht de rust terug en maakte publiekelijk korte metten met het idee dat Rutte het grootste obstakel van de formatie zou zijn. De demissionair premier dé exponent van een onwenselijke bestuurscultuur? „Overdreven”, vond de formatieveteraan, „daar zijn alle partijen debet aan.” Sindsdien is Rutte als lijstaanvoerder van de grootste partij in elk geval weer de spil om wie de formatie draait.
Tjeenks opvolger, SER-voorzitter Mariëtte Hamer, kreeg van de Kamer een nogal omslachtige, vierdelige opdracht mee. Ze moest aangeven hoe het nieuwe kabinet de coronacrisis moest afwikkelen, welke beleidsomslagen („transities”) noodzakelijkerwijs in gang moesten worden gezet, welke andere urgente opgaven –los van corona– prioriteit verdienden en hoe het vertrouwen tussen de burger en de overheid weer kon worden hersteld. Ten slotte moest ze voor 6 juni adviseren welke partijen het beste konden gaan onderhandelen over een nieuw akkoord.
Hamer bracht het aantal partijen waaruit het nieuwe kabinet kon worden gevormd terug naar VVD, D66, CDA, PvdA, GroenLinks en ChristenUnie. Vlak voor de zomer kwam ze met deze zes overeen op welke zeven belangrijke thema’s het beleid moest zijn gericht. Daar stond de wagen echter stil. De kansenongelijkheid in het onderwijs verkleinen? Verduurzamen, maar dan wel zo dat het voor burger en bedrijfsleven haalbaar en betaalbaar blijft? Prima hoor. En o ja, het zorgstelsel moet ook op de langere termijn betaalbaar en toegankelijk blijven, dus meer inzet op preventie is noodzakelijk. Verder moeten er snel meer woningen worden gebouwd. En de capaciteit van politie en justitie moet snel op orde worden gebracht, maar dat alles loste de wie-met-wie-vraag nog niet op.
Toen Hamer dat eind juni vaststelde, legde ze de zes een paar vervolgsuggesties voor. Moest de VVD alvast maar een aanzet voor een regeerakkoord gaan schrijven, desnoods samen met D66 en/of CDA? Of moesten de zes daar samen de schouders onder zetten? Het werd VVD/D66; de duo-optie dus.
Dikkerdje-dikkerdje
Was Hamer vooraf te rade gegaan bij parlementaire historici, dan hadden die haar ten minste één voorbeeld kunnen geven van een eerdere kabinetsformatie, waarbij die aanpak in het geheel niets opleverde: die van 1963. Na de verkiezingen van dat jaar leek er maar één logische coalitie mogelijk: een voortzetting van het bestaande bondgenootschap van KVP met ARP, CHU en VVD. Binnen de KVP woedde echter een tweestrijd. Een machtige linkervleugel wilde de VVD inruilen voor de PvdA, hoewel die partij fors verloren had.
Oud KVP-boegbeeld Romme schreef als informateur een aanzet voor een akkoord, net als VVD en D66 nu, maar daar konden zowel VVD als PvdA zich in vinden. Een vijfpartijenkabinet bleek echter onbespreekbaar te zijn voor de VVD. De inmiddels aangestelde KVP-formateur De Kort moest dus kiezen: VVD of PvdA. Hij bleef beide partijen echter maar nieuwe teksten voorleggen; steeds met als gevolg dat beide daar afgezien van wat details wel mee uit de voeten konden. Pas na tal van verspilde weken koos hij abrupt en zonder duidelijke motivatie voor de VVD. „Dikkerdje, dikkerdje, ik sta paf!”, riep PvdA-chef Vondeling daarop verbijsterd uit. Hij moest het nieuws vernemen via de media.
De week daarna barstte de bom alsnog. VVD-leider Toxopeus, getergd doordat hij zo lang aan het lijntje was gehouden, zag dat de PvdA definitief was afgevallen en rook zijn kans. Hij eiste alsnog een aanpassing van het akkoord: minder PvdA, meer VVD. Gevolg: De Kort moest zijn formateursfunctie afstaan aan partijgenoot Beel en pas in een beraad onder diens leiding slikte Toxopeus zijn eisen weer in. In datzelfde beraad verklaarde De Kort zich als KVP-onderhandelaar ook nog eens bereid de paragraaf over de sociale zekerheid wat af te zwakken zonder zijn fractie daarover te informeren. Pas toen dat weer was rechtgezet was het kabinet-Marijnen, na 70 dagen formeren, een feit.
Toegegeven, een stuk sneller dan de 160 dagen die deze formatie nu al duurt. Maar door de besluiteloosheid van De Kort nog altijd onnodig lang. De KVP’er kon zich achteraf verontschuldigen door te zeggen dat hij als opvolger van Romme amper nog gelegenheid had gehad om zijn gezag te vestigen. Hij onderhandelde met een wankel mandaat. Daar ligt een parallel met de actualiteit: ook Rutte kan de gang van zaken door de vertrouwenscrisis van april veel minder makkelijk naar zijn hand zetten dan voorheen.
Doorschaven
Aan het Haagse Binnenhof geloven inmiddels maar weinigen meer dat er anno 2021 wel een doorbraak valt te forceren als VVD en D66 maar lang genoeg doorschaven aan een conceptakkoord. De afgelopen week bood voor een dergelijk optimisme niet zoveel aanknopingspunten. De twee liberale partijen willen morrelen aan de Embryowet, staan open voor een voltooidlevenwet en willen de vrijheid van onderwijs moderniseren. Allemaal zaken die in het CDA verdeeld liggen en waar de ChristenUnie op tegen is. Toch bleef niet alleen Hoekstra, maar zelfs CU-partijleider Segers beleefd zijn opwachting maken in het Haagse Johan de Witthuis, waarin Hamer mede vanwege de verbouwing van het Binnenhof resideert. En waarom zou hij ook afdruipen zolang VVD en CDA stug „nee” blijven zeggen tegen onderhandelen van PvdA en GroenLinks?
Het wachten is dus op het moment waarop Hamer, onder druk van de Kamer en beu van het getalm, de knoop doorhakt en de combinatie van partijen noemt waarvan zij vindt dat die eindelijk maar eens moet worden verkend. In de hoop dat ‘1963’ daarna niet nog een keer om de hoek komt kijken en de partij die dan het gevoel heeft te lang in de wachtkamer te hebben vertoefd zijn gram gaat halen. Want dan kan het record van 225 dagen uit 2017 zomaar sneuvelen en wordt deze formatie de langstlopende ooit.