Na de razendsnelle opmars van de Taliban in Afghanistan heerst er somberheid en pijn in de Afghaans-Nederlandse gemeenschap. Jawid Dehpoor van de stichting Keihan is ervan overtuigd dat geen enkel Afghaans-Nederlands huishouden blij is met de ontwikkelingen. „Je voelt je totaal machteloos”, vertelt Dehpoor.
De radicaalislamitische beweging Taliban wisten dit jaar in korte tijd heel Afghanistan over te nemen. Van 1996 tot 2001 heerste de groepering al over Afghanistan, tot hun regime ten val werd gebracht door internationale militaire partners onder leiding van de Verenigde Staten. Begin dit jaar trokken die partners zich terug en begonnen de Taliban aan een opmars. Zondag veroverden ze de hoofdstad Kabul en riep de groepering de overwinning uit. Sindsdien heerst er chaos in Afghanistan. Veel mensen trokken naar het internationale vliegveld in de hoofdstad, in de hoop het nieuwe regime te ontvluchten.
Voor Afghanen in Nederland is de situatie lastig om te zien, legt Dehpoor uit. Zo wonen hier bijvoorbeeld veel mensen die destijds voor de Taliban zijn gevlucht en nog veel contacten daar hebben. Ook zijn er veel Afghanen in Nederland die zijn gevlucht sinds de oorlog in 2001 uitbrak. „Zij zagen wat er allemaal was bereikt in Afghanistan en hoe dat nu allemaal is verloren”, meent Dehpoor.
Ook voor Dehpoor zelf zijn de beelden van de opmars van de Taliban en paniek van de burgers lastig en pijnlijk. „Na zoveel jaren gaan we weer terug in de tijd.” Dehpoor groeide op in Afghanistan en woonde in Kabul toen de Taliban in 1996 de stad binnenvielen. „Er heerste toen een deprimerende stemming over de stad”, legt hij uit. Vrijetijdsbestedingen mochten niet meer, vrouwen moesten thuisblijven en wanneer het tijd was voor het gebed dwong de geloofspolitie mensen naar de moskee. De ouders van Dehpoor hadden voor het Taliban-regime aan de universiteit gewerkt en waren daarom hun leven niet meer zeker. In 2000 vluchtten ze naar Nederland. Tegenwoordig is Dehpoor huisarts en vrijwilliger voor stichting Keihan.
Stichting Keihan ziet haar werk van de afgelopen jaren in rook opgaan, legt Dehpoor uit. Keihan zet zich in voor ontwikkelingshulp en de verbetering van onderwijs. De huisarts geeft als voorbeeld dat medische opleidingen in Afghanistan niet beschikken over menselijke lichamen om bijvoorbeeld operaties op te oefenen. Keihan had een kadaver geregeld, deze laten prepareren, een Afghaanse arts ermee opgeleid en die arts teruggestuurd met het kadaver naar Afghanistan om artsen ermee te trainen. „Dat zal onder het Taliban-regime nooit meer mogen.”
Pogingen vanuit Nederland om Afghanen in nood te helpen, zijn volgens Dehpoor nu vrijwel onmogelijk. Er zijn meerdere initiatieven opgezet om geld in te zamelen. Dit geld was bedoeld voor Afghanen die van het platteland naar Kabul waren gevlucht voor de Taliban en voedsel nodig hadden. „Maar de opmars van de Taliban ging zo snel, dat dit niet op tijd kon worden opgezet.” Inmiddels ligt luchtverkeer stil, zijn de grenzen dicht en zouden ook banktransacties naar Afghanistan niet meer mogelijk zijn.
„Mensen willen heel graag iets doen, maar je voelt je totaal machteloos”, vertelt Dehpoor. Hij hoopt dat aandacht zal blijven voor Afghanistan en de humanitaire hulp die het nodig heeft. „Het maakt niet uit wie de regering is. Een lege maag is een lege maag.”