Godswonderen rond de Wodanseiken
Aan de bosrand citeert Marianne Witvliet de eerste vraag van Hellenbroek: Waaruit weet men dat er een God is? Uit de natuur en uit de Heilige Schrift. „Onze gezindte kent de Bijbel goed. Maar de kennis van de natuur lijkt gering. Dat doet me verdriet.”
Het is dat ze 69 is, anders zou Marianne Witvliet hele stukken van de wandeling huppelend afleggen. Zo blij is ze dat ze weer terug is in het bos van haar jeugd, het Wolfhezerbos. De beroemde Wodanseiken zijn haar vrienden, de Heelsummerbeek is haar speelkameraad.
Al wandelend komt de ene herinnering na de andere bij haar boven. Bij een enorme stronk van een afgebroken eik plukt Witvliet wat bosbessen. „Ik verbeeldde me vroeger dat dit een troon was. Zo’n heerlijk plekje om op te zitten en weg te dromen.”
Van haar tweede tot haar zestiende woonde Witvliet in Wolfheze en was dit bos haar achtertuin. Haar liefde voor de natuur is er geboren. „Dat kwam vooral door mijn vader. Op zondag gingen we ’s morgens en ’s avonds naar de gereformeerde gemeente in Arnhem. ’s Middags maakten we grote wandeling hier in het bos. Mijn vader was niet echt een kenner, maar hij wees ons voortdurend op vogels of mierenhopen of bijzonderheden die hem opvielen.”
Haar nicht Marijke Boon uit Rhoon kwam vaak logeren. „We hebben eindeloos spoorzoekertje gedaan. Maar we gingen ook op zoek naar bijzondere vogels. Van haar vader kreeg ik mijn eerste vogelboek, een Peterson & Kist. Ik heb het schrift meegenomen waarin ik in die tijd begonnen met het noteren van alle vogels die ik zag. Kijk hier eens, een appelvink op de Balijeweg in Wolfheze. Wij noemden dat weggetje het gouden laantje, omdat we er goudhaantjes ontdekten.”
Schoonheid
Zien. Kijken. Speuren. Ontdekken. Werkwoorden die volgens Witvliet onmisbaar zijn in de natuur. „Ik kan niet begrijpen dat je als christen weinig in de natuur komt of geen oog hebt voor de schoonheid van de schepping.”
Iedere wandeling in de natuur is een preek, vindt de auteur van kinderboeken en romans. „Het is niet voor niets dat Hellenbroek begint met zijn catechisanten te leren dat God gekend kan worden uit de natuur en uit de Heilige Schrift.”
Zittend op een bankje aan de bosrand legt Witvliet uit wat dat voor haar betekent. Ze vertelt enthousiast over de koekoek die zijn ei bij een karekiet in het nestje legt. „Ik heb gelezen, dat na de zomer, de ouders vaak eerder vertrekken dan de jongen. Dat die jongen, die niet door hun ouders zijn opgevoed, hun biologische ouders aan de andere kant van de wereld terugvinden. Is dat nu een Godswonder of niet? God is een God van wonderen en er is nergens een plek waar je dat dagelijks zo concreet voor ogen kunt zien als in de natuur.”
Verdrietig
De Nunspeetse wordt weleens verdrietig als ze merkt hoe weinig aandacht er in de gereformeerde gezindte is voor de schepping. „Ik lees in Psalm 8: „Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt.” Wanneer verwonderen ons over de sterrenhemel? Het is vingerwerk, lees ik in deze tekst. Precisiewerk. De Heere heeft de sterrenhemel en het Melkwegstelsel precies zo geschapen dat elke ster op de juiste plek staat.”
Witvliet prijst zich gelukkig dat zij bij het Reformatorisch Dagblad onder andere over natuur mocht schrijven. „Ik herinner mij nog een persreis naar Fair Isle, een eiland in het noorden van Schotland ergens tussen de Orkney- en Shetlandeilanden in. Er broeden daar zo’n 20.000 papegaaiduikers. Als vogelaar heb ik daar genoten, dat was een absoluut hoogtepunt.”
In de krant liet Witvliet de lezers meesmullen van dergelijke avonturen, onder andere op de wekelijkse natuurpagina in de bijlage Plus. Ze vindt het „een blamage” dat die pagina is verdwenen. „Je zou wekelijks een katern over de natuur moeten volschrijven. Dat is het waard.”
Vermoeiend
Reizen maken doet Witvliet nog steeds. „In 2017 ben ik een maand naar Indonesië geweest. Daar heb ik een enorme verscheidenheid aan vogelsoorten gezien. Maar ook bijzondere planten, schelpen, boomsoorten, apen en slangen. Zo’n reis zou ik nu niet meer kunnen maken, veel te vermoeiend. Maar dichter bij huis is nog genoeg moois te ontdekken.” Veel van haar reizen maakt Witvliet nog altijd samen met haar nicht Marijke Boon. „Wij delen vanaf onze jeugd de liefde voor de natuur.”
Veel van wat Witvliet heeft meegemaakt, verwerkt ze in haar boeken. „Ik ben nu bezig met een roman die zich voor een deel in Indonesië afspeelt.” In totaal heeft Witvliet meer dan twintig kinderboeken getekend of geschreven. Daarnaast zes boeken voor volwassenen.
Natuurbijbel
Eén wens heeft ze nog wel. „Ik denk er weleens aan hoe bijzonder het zou zijn om een natuurbijbel te maken. Waarin je alles wat er in de Bijbel over de natuur staat, uitlegt aan kinderen. Of het ervan komt, weet ik niet. De natuur is in de hele Bijbel zo overduidelijk aanwezig. Van de schepping tot aan Openbaring. De Heere Jezus gebruikt voorbeelden uit de natuur vaak in Zijn gelijkenissen. Bijvoorbeeld in Lukas 21, als hij de vijgenboom als metafoor gebruikt voor hoe wij kunnen weten dat Gods Koninkrijk nabij is. Zo zijn er talloze voorbeelden te bedenken, maar we lezen er vaak overheen.”
Witvliet staat op van het bankje aan de bosrand. Het is tijd om richting de parkeerplaats te gaan. De twintig minuten die voor de wandeling staan, worden er gauw veertig. Want er is onderweg nog zo veel moois waar te nemen. „Kijk eens, wat een mooie kamperfoelie. Even ruiken.”
www.natuurmonumenten.nl/wolfheze
In de afgelopen vijftig jaar telde het RD vele natuurartikelen. Deel 2 in een drieluik waarin oud-auteurs terugblikken en vooruitkijken.