Prof. dr. W. van ’t Spijker (1926-2021): Nooit gezocht iets bijzonders te worden
De vrijdag overleden prof. dr. W. van ’t Spijker had veel kennis van de Reformatie, maar preken was zijn belangrijkste werk, zo zei hij in 2015 enige tijd nadat hij voor het laatst de preekstoel was opgegaan.
„Op de kansel sta je alleen, voor Zijn heilig aangezicht. Het is toch onvoorstelbaar dat een mens het Woord van de hoge God mag doorgeven aan anderen. (…) De Heere gebruikt mensen om te preken, maar preken is geen mensenwerk. Het was in elk geval geen zaak van mijzelf. Op de kansel stond ik niet voor eigen rekening.” De Apeldoornse hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht had er toen 65 jaar preken opzitten. Maar het ging niet meer: met spreken en staan kreeg hij steeds meer moeite.
Willem van ’t Spijker groeide in Zwolle op in een bakkersgezin, maar mocht naar het lyceum. Zijn vader was een belezen man. Op zestien-, zeventienjarige leeftijd wist hij dat hij predikant wilde worden. „Mijn vader zei er nooit veel over, alleen dat het dienen van de Heere het mooiste was dat er bestond. En dat zei hij op zo’n manier dat ik dacht: „Dat moet wel waar zijn.” Ik ben die kant gewoon uitgeduwd, niet door mijn vader, maar door mijn Vader.”
In Apeldoorn ging hij theologie studeren. „Onbevangen en onwetend”, werd hij op 24-jarige leeftijd predikant van de christelijke gereformeerde kerk in het Friese Drogeham. „Toen ik in Drogeham geknield onder de geopende Bijbel lag, heb ik niet kunnen bevroeden wat er in het predikantschap allemaal op me af zou komen.” Na Drogeham volgde de stadse gemeente van Utrecht-Centrum.
Toen kwam de roep om in 1971 hoogleraar te worden in Apeldoorn. Hij groeide uit tot een van de grote kenners van de Reformatie. Dat deed hem niet veel zo zei hij in 2015 tegenover het Reformatorisch Dagblad: „Ik ben er nooit opuit geweest om iets bijzonders te worden. Nee, ik heb geen carrière gemaakt. Nee, ik ben ook geen boegbeeld geweest. (…) Behoefte om almaar hoger op de maatschappelijke of kerkelijke ladder te stijgen, is er nooit geweest. Mijn ladder had niet zo veel treden. En de treden die er wel waren, braken nog weleens spontaan doormidden. Ook een hoogleraar en een hoofdredacteur moeten als een bedelaar gezaligd worden.”
Zijn drijfveer was de reformatoren goed te begrijpen en hun gedachtegoed door te geven. Calvijn en Bucer kregen zijn bijzondere aandacht: „Als je Calvijn goed leest, zie je de gloed van het Evangelie, de eerbied voor God en tegelijk enige terughoudendheid. Het gevoel verdwijnt langzaam in de majesteit van God”, zei hij in het Calvijnjaar 2008.
Mensen om hem heen typeren dr. Van ’t Spijker als een soms wat verstrooid, maar opgewekt en humoristisch persoon. Een belangrijke spreuk voor hem was: ”Houd vrede met alle mensen, zo veel als in u is”.
De verdeeldheid tussen de reformatorische kerken deed hem daarom pijn. „De verdeeldheid is een van de hoofdfouten van de reformatorische kerken en die mogen we niet accepteren. Er kan geen sprake zijn van allerlei kleuren. Er is maar één kleur die goed is: die van het bloed van Christus.”
Over de verdeeldheid binnen zijn eigen kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), maakte hij zich veel zorgen. Vooral de toenemende breedte en het weggroeien bij de gereformeerde wortels vandaan, baarden hem zorgen.
De laatste jaren was hij zwak. Soms was er een uitzien, zo zei hij in 2008: „We leven te veel uit het verleden of te zeer in het heden, en te weinig vanuit de toekomst. Dan zullen we Hem zien gelijk Hij is, en Hem gelijk wezen. Waar we het nú over hebben, dat is de kern van de zaak. Studeren is mooi, maar kan je ook van die kern afvoeren. Theologisch de dingen weten is iets anders dan ze weten in het geloof.”
Zie ook:
Prof. W. van ’t Spijker: Geen blijvende woning (RD, 6 november 2015)
Calvijn, verguisd of verheerlijkt (RD, 27 juli 2008)
Geleerd en bescheiden (Terdege, 10 juli 2010)