Noorwegen herdenkt donderdag de aanslagen die rechts-extremist Anders Behring Breivik tien jaar geleden pleegde. Premier Erna Solberg riep tijdens een plechtigheid in hoofdstad Oslo op om haat niet onbeantwoord te laten.
Solberg speechte bij de regeringskantoren waar Breivik op 22 juli 2011 een geïmproviseerde autobom liet afgaan. Daardoor vielen acht doden. De extremist vertrok vervolgens naar het eiland Utøya, waar hij begon te schieten op linkse jongeren die daar een zomerkamp hielden. Daardoor kwamen nog eens 69 mensen om het leven.
Breivik gaf zich naderhand over en kreeg een gevangenisstraf van 21 jaar opgelegd. Hij kan ook langer blijven vastzitten als wordt vastgesteld dat hij nog een gevaar is voor de samenleving.
Premier Solberg sprak donderdag met overlevenden en nabestaanden van slachtoffers. Ze benadrukte dat de afgelopen 10 jaar veel is gedaan om herhaling van het drama te voorkomen, onder meer op het gebied van veiligheidsbeleid en extremismebestrijding.
Er worden donderdag op het middaguur in het hele land kerkklokken geluid. Ook wordt later op de dag nog een plechtigheid gehouden op Utøya.
Sommige overlevenden van het bloedbad op dat eiland vinden dat nog niet voldoende is afgerekend met de ideologie van Breivik. Vandalen schreven dinsdag de tekst „Breivik had gelijk” op het monument voor de zwarte Benjamin Hermansen, die in 2001 in Oslo is gedood door neonazi’s. Dat leidde toen tot geschokte reacties.
„Het dodelijke racisme en rechts-extremisme zijn gewoon nog onder ons”, zei overlevende Astrid Eide Hoem, die het hoofd is geworden van de sociaal-democratische jongerenbeweging die het kamp op Utøya had georganiseerd. „Ze worden uitgedragen op het internet, aan de eettafel en door mensen waar door veel andere mensen naar wordt geluisterd.”