Joke van Nieuw Amerongen: Breng religieuze behoefte ggz-patiënt in kaart
Als een cliënt in de ggz de juiste religieuze zorg krijgt, kan dat positief werken op zijn herstel, ontdekte Joke van Nieuw Amerongen-Meeuse. Vrijdag verdedigt ze haar proefschrift over dit onderwerp.
„Het is heel normaal dat u Gods aanwezigheid niet ervaart. Dat komt vaak voor bij uw ziekte”, zegt de psychiater tegen Aad, die lijdt aan een depressie. Aad ervaart een gevoel van opluchting. Wat zou het fijn zijn als de behandelaar vaker uitleg zou geven over de invloed van een depressie op zijn geloofsleven.
Dit voorbeeld laat zien welke positieve gevolgen aandacht voor religie in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) heeft, zegt Joke van Nieuw Amerongen-Meeuse (35), verbonden aan het Kennisinstituut christelijke ggz. Ze deed in de instellingen Eleos (christelijk) en Altrecht (regulier) onderzoek naar de religieuze en spirituele zorgbehoeften van ggz-patiënten. Vrijdag promoveert ze hierop aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.
Een groot deel van de patiënten stelt aandacht voor religie en/of spiritualiteit in de behandeling op prijs, concludeert Van Nieuw Amerongen. „Er bestaat veel behoefte aan een hulpverlener met een gelijke levensbeschouwing en gesprekken over religie en/of spiritualiteit. Tot mijn verrassing geldt dit voor zowel christelijke als onkerkelijke patiënten.”
Een gelijke levensbeschouwing biedt veiligheid en begrip en geeft een gevoel van vertrouwen in een periode waarin het zoeken naar de zin van het leven centraal staat, stelt de promovenda.
Sommige patiënten kaarten religieuze en spirituele onderwerpen vrij gemakkelijk aan, anderen ervaren een hoge drempel, zeker wanneer er sprake is van worstelingen op dit vlak. „Daarnaast is het in een reguliere instelling als Altrecht vaak lastiger voor een patiënt om zijn religieuze behoeften te uiten, omdat hij minder ruimte ervaart voor deze zaken.”
Toch zijn er ook zorgbehoeften die in beide instellingen vaak ongezien blijven. Daaronder vallen volgens Van Nieuw Amerongen: uitleg door de behandelaar over de gevolgen van de ziekte voor de geloofsbeleving, gesprekken over geloofsworstelingen, bidden met een hulpverlener en contact tussen de behandelaar en de geestelijk verzorger. Circa de helft van de patiënten die deze zorg graag willen ontvangen tijdens een opname of dagbehandeling ervaart deze niet.
Patiënten hebben behoefte om te bidden met een hulpverlener. Dat is best opvallend.
„Dat klopt. Uit het onderzoek blijkt dat zeker binnen een christelijke zorgsetting veel patiënten het waarderen als een verpleegkundige met hen bidt. Hulpverleners zijn over het algemeen terughoudend daarin. Ze zijn bang professionele grenzen te overschrijden. Patiënten zijn hier minder mee bezig. Ze waarderen juist de medemenselijkheid en de kwetsbaarheid van hulpverleners die iets van zichzelf laten zien.”
Wat zijn de gevolgen als er onvoldoende aandacht is voor de religieuze behoefte van een patiënt?
„Dat is lastig meetbaar. Het onderzoek laat zien dat een patiënt die religieuze/spirituele zorg mist de relatie met zijn behandelaar als slechter ervaart. Een goede behandelrelatie is een van de belangrijkste bouwstenen voor het slagen van een behandeling. Daarom pleit ik voor meer aandacht voor religie en spiritualiteit in de ggz.”
Zitten seculiere hulpverleners daar wel op te wachten?
„Hulpverleners geven soms aan dat ze weinig tijd hebben om religie aan te kaarten. Of ze hebben er zelf niet veel mee op en mijden het onderwerp. Maar in de interviews merkte ik dat veel hulpverleners zeker aandacht willen geven aan iets dat bij kan dragen aan het herstel van de patiënt.”
Wat zou u graag willen veranderen in de ggz?
„Het zou winst zijn als bij de intake het vakje over religie en spiritualiteit wordt ingevuld. Dat slaan hulpverleners vaak over, is mijn ervaring. Daarnaast pleit ik ervoor dat er structureel bijvoorbeeld een verpleegkundige mentor met een patiënt kijkt naar zijn behoeften op dit vlak. Het gaat er mij om dat er tijdens de behandeling aandacht komt voor de spirituele vragen of worstelingen van een cliënt, omdat deze vaak niet los staan van de ziekte.”
Een risico bij dit onderzoek is dat er alleen patiënten met een verhoogde interesse in religie meedoen. Hebt u dat kunnen voorkomen?
„We waren ons daarvan bewust, dus we hebben actief mensen benaderd aan het begin of einde van groepsbijeenkomsten. We deelden uitnodigingsbrieven uit en gaven aan dat men na het invullen van de vragenlijst een VVV-bon van 10 euro kreeg. Regelmatig deed bijna heel de groep mee.”
U promoveert aan de Universiteit voor Humanistiek. Een opvallende keus voor een reformatorische wetenschapper.
„Omdat psychiater Arjan Braam veel van religie/spiritualiteit in de geestelijke gezondheidszorg afweet, heb ik hem gevraagd mij te begeleiden bij mijn onderzoek. Hij is bijzonder hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, zodoende ben ik daar terechtgekomen. Ik draaide mee in de leerstoelgroep humanistisch geestelijke verzorgingsstudies. Dat was heel leerzaam.”
U bent echtgenote en moeder van vier kinderen. Hoe slaagde u erin alle ballen in de lucht te houden?
„Het onderzoekswerk was mijn baan en was goed te combineren met een gezin, omdat ik mijn eigen tijd kon indelen. Ik vond het heerlijk en kreeg er energie van.”
U bent ggz-arts. Gaat u na uw promotie terug naar de werkvloer?
„Dat is nog niet duidelijk. Ik heb een subsidieaanvraag ingediend voor een onderzoek naar religieuze worstelingen. Ik heb daar gegevens van die ik wil uitwerken. Ik geniet zo van het doen van onderzoek.”
Van Nieuw Amerongen: Breng religieuze behoefte ggz-patiënt in kaart