Met de benoeming van in totaal drie conservatieve opperrechters is het roer in de Amerikaanse rechtsspraak om. Dat juichten aanhangers van president Donald Trump vorig najaar. Maar zo simpel is het ook weer niet.
Dat juichen gebeurde toen Amy Coney Barrett de progressieve Ruth Bader Ginsburg opvolgde. Met zes conservatieve en drie progressieve leden van het federale hooggerechtshof zou er een andere wind gaan waaien.
Juni is doorgaans de maand waarin de opperrechters in Washington een groot aantal zaken afronden en hun uitspraken publiceren. Voor de vakantie moet er schoon schip worden gemaakt. Zo ook de achterliggende weken. Bijna dagelijks kwamen er arresten. Tijd om de voorlopige balans op te maken.
„Niemand kan ontkennen dat er wel iets is veranderd. Dat is niet alleen bij het hooggerechtshof, maar ook bij de lagere rechtscolleges. Het feit dat Trump meer dan 200 lagere rechters benoemde, heeft effect. Maar om nu te zeggen dat er een draai van 180 graden is gemaakt, gaat me te ver”, zegt Sarah Parshall Pelly van het Edwin Meese III Center for Legal and Judicial Studies van de conservatieve denktank The Heritage Foundation.
Dat had ze ook niet echt verwacht. „De opperrechters hebben inderdaad hun persoonlijke mening, maar ze zijn eerst en vooral juristen. Het is hun werk wetten en regels niet te toetsen aan een bepaalde politieke ideologie, maar aan de grondwet.”
Dat laatste neemt niet weg dat Pelly blij is dat er nu een conservatieve meerderheid in het hooggerechtshof bestaat. Daaraan relateert ze ook enkele opvallende uitspraken van het achterliggende jaar. „Ik kan het niet helemaal hard maken, maar ik denk dat er uitspraken zijn gedaan die één, twee jaar eerder anders zouden zijn uitgevallen.”
Een van de eerste arresten dat hiervan een voorbeeld is, was het onwettig verklaren van de coronabeperkingen die gouverneur Andrew Cuomo van New York november vorig jaar oplegde voor het bezoek aan kerken, synagogen en moskeeën: 10 mensen in zogenoemde rode zones en 25 in oranje zones. Met een stemverhouding van 5 tegen 4 werd deze maatregel van tafel geveegd.
De meerderheid van de opperrechters vond deze beperking een schending van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst. De rechtbank oordeelde het onjuist dat bedrijven die de staat essentieel achtte niet aan dezelfde limieten waren onderworpen. Daarbij ging het bijvoorbeeld om centra voor acupunctuur, campings en garages.
Wissel
Met deze uitspraak werd een wissel omgezet. Tot die tijd stelde de meerderheid van de opperrechters zich op het standpunt dat gedurende de coronapandemie aan kerken beperkingen konden worden opgelegd die anders onaanvaardbaar zouden zijn.
Opperrechter Neil Gorsuch verklaarde dat het hof brak met die aanpak. „Het is tijd om een eind te maken aan de situatie dat kerken worden gesloten en slijterijen of rijwielhandelaren hun deuren ongehinderd open kunnen houden. Er is geen land waar de grondwet dit toestaat. Dus ook Amerika niet.”
Sindsdien heeft het federale hooggerechtshof consequent vastgehouden aan de nieuw ingezette koers. Zo bepaalde het in april van dit jaar dat de staat Californië met onmiddellijke ingang een einde diende te maken aan beperking van het aantal bezoekers van gebedssamenkomsten in huizen.
Het was de vijfde keer binnen enkele maanden dat die staat op dit punt door de opperrechters op de vingers werd getikt. „Dat past niet in een staat waar de overheid zich neutraal wil opstellen tegenover welke godsdienst dan ook”, schreven de opperrechters.
Uitspraken over beperking van het bezoekersaantal van kerkelijke samenkomsten zijn niet de enige waaruit blijkt dat het hooggerechtshof een andere koers heeft ingezet. Met name als het gaat om de vrijheid van godsdienst, komt ze tot oordelen waarvoor conservatieve christenen dankbaar zijn.
Adoptieverzoek
Heel opvallend is dat de opperrechters half juni unaniem tot de conclusie kwamen dat de stad Philadelphia de grondwettelijke vrijheid met voeten had getreden met het opzeggen van een jarenlang bestaand contract met de Catholic Social Services (CSS), een rooms-katholieke instelling die onder andere pleegzorg verleent. De reden voor het stadsbestuur om dat te doen, was dat CSS vanwege haar principiële uitgangspunten geen diensten kon verlenen aan homoparen of lgbt’ers. Dat is volgens het stadsbestuur in strijd met de antidiscriminatieregels.
De opperrechters kwamen gezamenlijk tot de conclusie dat het opzeggen van het contract geen recht deed aan de principiële opvattingen van CSS, de vrijheid van godsdienst schaadt én dat het beleid van het bureau niet kwetsend is voor homo’s en lgbt’ers. Daarbij wees het hof er fijntjes op dat CSSg nooit een adoptieverzoek uit die kringen had gekregen.
Binnen orthodox-christelijke kring is deze uitspraak als „een richtinggevende overwinning” begroet. Toch is niet iedereen er gerust op dat de vrijheid van godsdienst daarmee voor langere tijd is gegarandeerd. De conservatieve juriste Amy Swearer zei in de podcast ”Problematic Woman of the Week” te vrezen dat progressieve groepen zich nu zullen haasten om de regels aan te passen. Toch wilde Swearer niet in mineur eindigen. „Dit is positief en laat zien dat de strijd om behoud van christelijke waarden nog niet is verloren.”
Behoud van godsdienstvrijheid is voor conservatieve Amerikanen één ding; verbetering van de bescherming van het ongeboren leven een belangrijke tweede. Nog meer dan in Nederland is abortus provocatus in de VS een thema dat veel discussie oproept.
Toen eenmaal de conservatieve meerderheid in het hooggerechtshof was gevormd, spraken vertegenwoordigers van de prolifebeweging de hoop uit dat de opperrechters de legalisering van abortus terugdraaien. Zover is het nog niet. En sceptici, ook binnen orthodox-christelijke kring, zeggen dat het ook nooit zover zal komen.
Opvallend
Vooralsnog is onduidelijk welke kant het opgaat. Maar opvallend is wel dat het hof in mei besloot te gaan bekijken of een wet uit Mississippi door de beugel kan. Die verbiedt het afbreken van een zwangerschap na 15 weken. Dat gaat lijnrecht in tegen een uitspraak uit 1992 dat abortus is toegestaan tot de foetus levensvatbaar is, zo rond de 24 weken. Of het hof deze nieuwe wet in stand laat, wordt vermoedelijk pas begin 2022 duidelijk.
Dat de opperrechters deze zaak oppakken, ziet de prolifebeweging als een teken dat er verandering op til is. Zowel de rechter in Mississippi als het hof van beroep in New Orleans verwierp de wet. Daar had het bij kunnen blijven. Het hooggerechtshof komt vaak alleen maar in actie als in een aantal hoven verschillend over een zaak wordt geoordeeld.
Als de wet uit Mississippi inderdaad in stand blijft, zal ook elders in de VS het recht op abortus kunnen worden beperkt. In nog eens vijftien staten zijn inmiddels wetten aangenomen –en door lagere rechters vooralsnog ongeldig verklaard– die abortus helemaal of in een heel vroeg stadium verbieden.Niet alle zaken lopen echter tot tevredenheid van conservatieve Amerikanen af. Er is teleurstelling dat de opperrechters half juni om procedurele redenen het bezwaar van de staat Texas en zeventien anderen afwees tegen Obamacare, de gezondheidswet die president Obama in 2010 invoerde.
Deze week nam de teleurstelling toe, toen het hof het appel van een school in Virginia afwees en daarmee transgender Gavin Grimm in het gelijk stelde. Grimm wil gebruik maken van het toilet dat past bij diens nieuw gekozen seksuele identiteit. Het argument van de schoolleiding dat Grimms verlangen haaks staat op de identiteit van de school, overtuigde de opperrechters niet.
Volgens Sarah Pelly, die „zeer teleurgesteld” is, laat deze afwijzing zien dat de opperrechters zaken „strikt juridisch” beoordelen. „Met een conservatieve meerderheid van het hof is de culturele strijd die in Amerika woedt dus niet beslecht. Er moeten wetten komen die de juristen houvast bieden.”
Democraten noemen de besluiten van de opperrechters over Obamacare en de transgenderstudent „onverwacht positief.” Desondanks wil een groot deel van hen dat de conservatieve meerderheid in het hooggerechtshof wordt gebroken. Dat klemt voor hen temeer omdat de opperrechters in hun ogen knagen aan het kiesrecht – iets waar naar hun oordeel voormalig president Trump en zijn aanhangers op aandringen.
Nog voor de presidentsverkiezingen van november vorig jaar verklaarde het hooggerechtshof dat het oprekken van de grens voor het inzenden van poststemmen in de staat Wisconsin niet wettig was.
Uitbreiding
Afgelopen donderdag kwamen de opperrechters met een uitspraak over beperkingen van het stemrecht in de staat Arizona. Daar geldt de bepaling dat stemmen die in een verkeerd district zijn uitgebracht niet behoeven worden meegeteld. Daarnaast is het in die staat niet langer toegestaan om stemmen per volmacht te vergaren. Met een meerderheid van zes tegen drie bepaalde het hooggerechtshof dat deze beperkingen zijn toegestaan. Deze uitspraak heeft nu ook consequenties voor andere staten.
Democraten vinden haar strijden met het karakter van de democratie. Daarin moeten ruime voorzieningen zijn, zodat zoveel mogelijk mensen hun stem kunnen uitbrengen.
Democraten dringen er bij president Joe Biden op aan zo snel mogelijk het aantal leden van het hooggerechtshof met vier uit te breiden. Daarmee zou de conservatieve meerderheid zijn gebroken. Tijdens de verkiezingscampagne gaf Biden te kennen daar wel voor te voelen. Maar sinds zijn aantreden heeft hij nog geen enkele stap daartoe gezet. Tot ongenoegen van zijn partijgenoten.