Stichting Nijlvallei heeft deze week haar eerste jaarverslag gepresenteerd. Directeur dr. Jos Strengholt, die bijna dertig jaar in Caïro woonde, richt zich met deze stichting op de allerarmsten in Egypte. „Als buitenlander ben ik minder kwetsbaar en kan ik mijn nek verder uitsteken.”
De anglicaanse priester woont sinds 2017 weer in Nederland, maar wilde zijn werk in het Arabische land voortzetten. Hij bracht dat onder in de in 2019 opgerichte Stichting Nijlvallei.
Welke activiteiten onderneemt de stichting?
„We richten ons vooral op arme vluchtelingen uit Sudan. Velen van hen kwamen tijdens de burgeroorlog tien jaar geleden naar buurland Egypte. We zijn nu aanspreekpunt voor 10.000 Sudanezen. Voor hen is er geen enkele hulp en alleen slecht betaald werk. Als ze ziek zijn, blijven ze thuis tot het te laat is. We regelen en betalen medische zorg en geven tijdens de coronacrisis ook voedselpakketten.
Via koptische christenen hebben we –meer dan via protestantse kerken– toegang tot de allerarmsten, van wie velen in krotten wonen. We helpen met het opknappen van onderkomens en het geven van onderwijs. De echte armen wonen buiten Caïro, daar leeft twee derde van de bevolking onder de armoedegrens. Zij kunnen nog geen pak melk betalen. Ook ben ik manager van een online theologie-opleiding voor toekomstige koptische priesters.”
Bedrijft stichting Nijlvallei ook zending onder Egyptische moslims?
„Deze vraag kan ik niet beantwoorden. De Egyptische overheid treedt streng op tegen zending. Je wordt al snel beschuldigd van het bekeren van moslims.”
Zet u onder de vlag van de stichting feitelijk uw werk in Egypte voort?
„Toen ik in 2017 verhuisde naar Nederland, hikte ik ertegenaan om weer een nieuwe stichting te beginnen. Ik werk met veel stichtingen samen, maar ik vond dat er meer toezicht moest komen op mijn activiteiten. Daarom heb ik Stichting Nijlvallei opgericht en daarin inderdaad mijn activiteiten ondergebracht. Daardoor kan het werk nu verder groeien. We hebben vier werkers in Egypte maar geen Nederlanders in dienst. De kosten blijven zo laag. Naar Nederlandse begrippen zijn we een kleine stichting, maar in Egypte hebben we een relatief grote impact.
De oprichting kostte wel de nodige moeite. Het duurde negen maanden voordat we een bankrekening konden openen bij een bank. Banken zijn erg terughoudend, omdat ze beducht zijn voor terrorismefinanciering.”
We zijn geen cowboys maar wel tegendraads, vermeldt het jaarverslag. Schuilt daar een eigen visie op het verlenen van hulp achter?
„Dat klopt. Je moet heel erg oppassen dat je niet je eigen agenda meeneemt bij dit soort werk. Een project kan zo gek niet zijn of je vindt wel een kerk bereid om eraan mee te werken. Wij willen juist goed luisteren naar wat de lokale kerk echt belangrijk vindt. Tegelijk zijn we tegendraads. We leggen ons niet snel neer bij het idee dat iets niet kan in Egypte. Met een organisatie wilde ik een keer in het Cairo Opera House een christelijk concert geven. In Egypte was het nooit mogelijk om als christen een publieke ruimte te huren. Toch lukte het. De monden van Egyptische kerkleiders zakten open toen ze het hoorden. Sindsdien huren christenen op grote schaal publieke ruimtes. Als buitenlander ben ik minder kwetsbaar en kan ik mijn nek verder uitsteken.”
U bent anglicaans priester en geeft leiding aan een koptisch-orthodoxe opleiding. Waar positioneert de stichting zich in het christelijke landschap?
„Ik beweeg me makkelijk tussen kerken. Dat zit ook in de anglicaanse aard. De Anglicaanse Kerk hielp anderhalve eeuw geleden al de Koptisch-Orthodoxe Kerk met het opzetten van een opleiding. Het comité van aanbeveling van de stichting is breed. Van de hervormde ds. J. W. Van Bart uit Harderwijk tot de rooms-katholieke pastoor J. J. van Peperstraten uit Alkmaar. De stichting is verbonden met de breedte van conservatief christelijk Nederland.”