Christen in Antwerps havengebied: mikpunt van spot en hoon
Hij behoorde tot de beste fotolassers van de wereld. Als christen in de petrochemische industrie in de havens van Antwerpen was Christiaan Marree (29) echter voortdurend het mikpunt van spot en hoon. Zijn aanwezigheid riep nog meer gevloek op. Het viel hem zwaar om zijn vak, waaraan hij was gehecht, te verlaten. „Maar ik heb daar achteraf Gods leiding in mogen zien.”
Hij schakelt moeiteloos over vanuit algemeen beschaafd Nederland op het Zeeuwse dialect. Met hetzelfde gemak laat Christiaan Marree zich kennen als een echte Vlaming, met de tongval van een inwoner van de grootste havenstad van het land. „Antwerps klappen”, lacht de voormalige lasser, die sinds zijn huwelijk in Yerseke woont.
Marree groeit als zoon van Nederlandse ouders op in Ekeren, aan de rand van het grootste havengebied van België. Zijn vader komt uit Beverwijk, zijn moeder uit Bodegraven. Ze hebben in het Belgische plaatsje een print- en beletteringsbedrijf.
Vele jaren bezoeken ze op zondag de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten in Merksem. „Later gingen we op zondag naar de gereformeerde gemeente in Yerseke. M’n ouders zochten voor mij en mijn broer meer contacten met christelijke jeugd. Yerseke is prima bereikbaar. Snelweg op, snelweg af. Ongeveer een halfuur met de auto.”
Christiaan, en ook zijn bijna twee jaar oudere broer, worden volwassen in een Belgische omgeving. „Ik heb nooit een christelijke school bezocht. Wel kon je al op de lagere school kiezen voor het vak zedenleer, een beetje een mix tussen maatschappijleer en theorie over normen en waarden. Twee uur per week. Dan zat ik daar in m’n eentje, want ook de leerlingen van rooms-katholieken huize hadden niets met kerk en geloof. Een mevrouw van een pinkstergemeente hield me voor hoe ik in het leven moest staan.”
Marree groeit daardoor naar eigen zeggen erg eenzaam op. „Als ik eens vrienden van school meebracht en zij bleven eten, snapten ze er niets van. Moest er worden gebeden aan tafel? En uit de Bijbel worden gelezen? Als ik daarop terugkijk, ben ik blij dat ik nu in Yerseke woon.”
Certificaten
Op de middelbare school kiest hij voor een studie die zich richt op carrosseriebouw, automechaniek en lassen. Het opleidingsinstituut bevindt zich in het naburige Kapellen. „Een zesjarige opleiding, met een keuze voor het lassen in het vierde jaar en gevolgd door een zevende jaar waarin je je verder kon specialiseren als pijplasser en pijpfitter. In dat laatste jaar liep ik stage bij een pijplasbedrijf in de petrochemie, dat werkt voor grote bedrijven als Total, Esso en Bayer. Al tijdens m’n stage werd me een contract aangeboden. Zo ging ik, nog geen twintig jaar oud, aan de slag bij verschillende bedrijven in het havengebied.”
Marree bekwaamt zich verder en behaalt in enkele jaren tijd tal van certificaten. Op verzoek van een van zijn vroegere leermeesters van school doet hij in Gorinchem mee aan een wedstrijd voor beste lasser van de Benelux. Hij behaalt tot zijn verrassing een eerste plaats. In een daaropvolgend kampioenschap om de Europese titel in Duitsland eindigt hij op de tweede plek. „Ik was niet ontevreden, maar niemand kreeg de werkstukken te zien, ook niet achteraf. Er ging veel geld van sponsoren in om. Een flink deel daarvan was gelieerd aan de winnaar.”
Onder de circa 500 lassers, pijpfitters en monteurs van zijn werkgever staat hij al spoedig bekend als een van de beste fotolassers. „Bij het fotolassen wordt een röntgenfoto gemaakt van de binnenkant. Er kunnen namelijk braampjes of luchtbelletjes ontstaan. Dat luistert in een industrie met diesel, olie, zwavelzuur en andere vloeistoffen heel nauw. Als er een druk van 500 bar op de pijp komt te staan, kan dat leiden tot een explosie. Bij Total werd ik eens ingezet bij een convectieoven waarbij de las maar 0,8 millimeter dik mocht zijn. We deden het met z’n drieën, twee ouderen en ik. De anderen werden na een foutje naar huis gestuurd en als jong broekie moest ik het alleen doen. Ik heb toen drie dagen van zestien uur gemaakt om de klus te klaren. Ik kickte op dat soort uitdagingen en liet m’n laswerk blinkend achter.”
Vloeken
Respect voor zijn vakmanschap levert hem maar weinig achting op voor zijn overtuiging. „Het wereldje van pijpfitters en -lassers in de Antwerpse haven is erg ruw. Er wordt ontzettend veel gevloekt. Sommigen ontheiligen Gods Naam in vrijwel elke zin. Het is vreselijk om daartussen je werk te doen. Ik vroeg regelmatig aan collega’s of ze wisten wat ze zeiden en legde hun uit dat ze steeds weer verdoemenis over zich afsmeekten. Dan waarschuwde ik hen dat ze voor hun woorden en daden later verantwoording moeten afleggen. Of ik stelde de vraag of iemand gelovig was. Als hij dan ontkennend antwoordde vroeg ik hem waarom hij dan Gods Naam aanriep. Het hielp niets, net zoals mijn verzoek om wederzijds respect voor elkaar te tonen. Er werd lacherig over gedaan en ik kreeg soms heftige tegenreacties. Op een keer waren op mijn klerenkast twee ogen aangebracht, met de tekst ”Pas op, God ziet je”.
De bespottingen houden naarmate de jaren vorderen niet op. „Eens moest ik me melden in het kantoor van de werkleider. Een job moest klaar en men vroeg mij op zaterdag en zondag door te werken. Ik vond de zaterdag prima. De zondag niet en dat heb ik uitgelegd. De aanwezigen lachten me uit en snapten niet dat ik niet ging voor een toeslag van 100 procent. In de periode daarna heb ik vaak aan het eind van de week te horen gekregen dat ik weer geld in een zakje ging stoppen. De bazen lieten me meestal met rust, omdat mijn lasproductie aanzienlijk hoger was dan het gemiddelde. We kwamen bij verschillende, vaak internationaal opererende, bedrijven. Toen ik na een bepaalde periode weer ergens terugkwam was de begroeting: „Hé, daar hebben we onze christen.” En verschillende aanwezigen begonnen expres te vloeken. Ook tijdens het eten was het onmogelijk om om stilte te vragen. Een keer ben ik voortijdig naar huis gegaan omdat er zulke verschrikkelijke dingen over hemel en hel werden uitgekraamd dat ik er niet eens meer aan wil denken. Ik snapte op dat moment niet dat God niet ingreep en dat er niet een van de pijpen naar beneden kwam.”
Waarom Marree het mikpunt was, is hem niet helemaal duidelijk. Jaloezie, vijandschap, uitzondering? „Ik vermoed toch vijandschap. Bij enkelen zag ik dat duidelijk. Ik heb er ook met moslims gewerkt. Dan waren er eveneens discussies. Maar die groep was respectvoller. Zij hebben ook hun normen en waarden.”
In 2013 vestigt de vakman zich, na zijn huwelijk met een inwoonster van Yerseke, in de Zeeuwse vissersplaats. Gaandeweg bekruipt hem het gevoel ondanks de vooruitgang in zijn vak in een verkeerde wereld te zijn terechtgekomen. „Ik heb er met een ouderling van onze kerk in Yerseke over gesproken. Hij kwam tot de conclusie dat het beter was om ander werk te zoeken.”
Passie voor vak
Binnen de wereld van de lassers blijkt dat niet eenvoudig. „Er is me een baan aangeboden bij een staalbedrijf in Gorinchem. Maar dat was echt te ver, ook in verband met de files. Bovendien was er minder uitdaging dan in de petrochemie. Dat gold ook voor een onderneming in Yerseke, die onderdelen voor de deeltjesversneller in Zwitserland vervaardigde. Tijdens een eerste gesprek geloofde men niet dat ik 200 certificaten bezat. Toen ik die later toonde, gaf men aan dat de vacature niets voor mij was. Enige wat overbleef is het zilverlassen in de nucleaire industrie of werk op een booreiland. Maar dat zag ik niet zitten: ver van huis en te verwachten problemen met zondagsarbeid.”
In een opwelling besluit Christiaan, die door zijn werkgever ook af en toe als projectleider wordt ingezet, om in 2015 om een forse loonsverhoging te vragen. Dat blijkt ondanks begrip van de lokale chef niet mogelijk. „Eenmaal thuis bleek er bij Deco Art, het bedrijf van mijn vader waar ook mijn broer werkt, een vacature te zijn. Is dat misschien iets voor mij, was m’n eerste reactie. Ondanks mijn passie voor het lassen. Ik had altijd tegen mijn vader, die vaker had aangedrongen op een baanwisseling, gezegd dat ik een ”steel”- en geen stickerman was en dat zou blijven. Hij waarschuwde me voor de gevolgen van chroom- en nikkeldampen en rugklachten door het zware werk. De volgende dag werd ik op m’n werk gevraagd om mijn naam op een condoleancekaartje te zetten. Een collega was overleden aan longkanker. De vierde binnen zes jaar. Toen veranderde er iets in mijn hoofd en kon ik het lassen enigszins van me afzetten.”
De lasser stapt over naar Deco Art. „De eerste maanden vielen me erg zwaar. Ik had het plakken van stickers erg onderschat en moest alles leren. Later vond ik het leuker en heb ik ervaren dat mijn handen zijn gezegend. Opnieuw. Ik kan nu hoekjes uit belettering op auto’s snijden zonder de lak te beschadigen. De zaken draaien supergoed. Er wordt niet bij gevloekt en gespot. De lasspullen liggen in de garage. Ik gebruik ze nog weleens voor het maken van een frame voor het plaatsen van verkeersborden en voor een klusje in de familie. Er is voor mij gezorgd. Ik heb er Gods leiding in gezien.”