Boswachter Erik de Jonge doet meer dan drugsafval opruimen
Hij is regelmatig in het nieuws als boswachter van een gebied waar drugscriminelen in groten getale ronddwalen. Toch geniet Erik de Jonge (38) met volle teugen van zijn baan. „Die ellende, dat is misschien 20 procent van mijn werk. Verder heb ik echt een fantastische job.”
Achter in de donkergroene Suzuki Jimmy van Erik is een verblijf voor z’n „maatje” Jack – een Duitse staande draadhaar. De viervoeter en zijn baasje rijden maandagmiddag om tien voor twee weg bij bezoekerscentrum de Kraaijenberg, even buiten Bergen op Zoom. In het pand zit het kantoor van natuurorganisatie Brabants Landschap. Erik werkt al achttien jaar voor deze werkgever, waarvan veertien jaar op de Brabantse Wal.
„We gaan eerst naar een plek waar ik met een nieuwe vrijwilliger heb afgesproken”, vertelt de boswachter. „Hij gaat op die locatie reptielen en amfibieën voor ons tellen. Ik wil even met hem kennismaken en bespreken wat hij gaat doen.”
De vrijwilliger staat op een grindweg te wachten. Erik zet z’n auto in de berm, geeft de jongen een ellebooggroet en dan beginnen de twee natuurliefhebbers te praten. Over wildwaarnemingen, waterberging, hagedissen en ringslangen.
Na twintig minuten gaat de tocht weer verder. „Nu gaan we naar een geheime locatie. Daar heb ik onlangs een put gevonden waar vermoedelijk jarenlang drugsafval in gedumpt is. Een bedrijfje doet er bodemonderzoek. We gaan even kijken hoe het gaat”, kondigt Erik aan.
Het actualiteitenprogramma Nieuwsuur besteedde onlangs uitvoerig aandacht aan Eriks vondst. En dat was bepaald niet de eerste keer dat de boswachter in de media verscheen vanwege lozingen van drugsafval. „In West-Brabant zitten gigantisch veel drugslabs. Die zijn uiteraard illegaal en dumpen hun afval dus in de natuur. Vaak zwaar giftige vloeistoffen. Meestal vinden we het een paar uur nadat het gedumpt is; dan heeft het nog niet diep de grond in kunnen trekken. Maar die put waar we nu heen gaan, zit er waarschijnlijk al jaren en we zijn bang dat het afval zo diep zit dat het in het grondwater is gekomen. Voordat je de troep dan opgeruimd hebt – dat gaat heel lang duren, en veel geld kosten.”
Bij de put zijn een paar mannen bezig met een groot boorapparaat dat zand uit de grond haalt. Het zand gaat in potjes, waarna een klein apparaatje meet hoeveel er van een bepaalde schadelijke stof in zit. Het metertje begint steeds alarmerend te piepen.
Nadat Erik heeft gepeild hoe de stand van zaken is, stapt hij weer in de auto. „Zo ziet een normale werkdag van mij eruit: een wirwar van afspraken en losse dingetjes. Gesprekje hier, gesprekje daar. Effe hier kijken, dan daar iets checken. En tussendoor de onverwachte meldingen.”
Eendengekwaak klinkt door de auto. Het is de lokroep van Eriks telefoon. Een oude mevrouw belt. Ze woont in het bos en er gaat iets mis met de bezorging van haar krant, dus belt ze de boswachter. „Verder alles goed met je?” vraagt Erik als het bezorgprobleem afgehandeld is. „Nou, ik ben heel ziek geweest”, klinkt het door de speakers van de auto. Terwijl de vrouw haar verhaal doet, rijdt de auto stapvoets over smalle bosweggetjes. Ondertussen scant de bestuurder de omgeving. Verschijnt er iets opmerkelijks in z’n blikveld dan remt hij, pakt zijn verrekijker en tuurt even wat beter. En ondertussen babbelt hij gezellig met de beller.
Het telefoongesprek is een van de vele belletjes die Erik in z’n auto doet. „Soms wel veertig op een middag.” Even later belt er een schooldirecteur die hout wil voor een speeltoestel op het plein. En iemand die een dode ree heeft gevonden. En een houthandelaar. En een agent.
De route gaat dwars door het bos. Zo nu en dan stapt Erik uit, bijvoorbeeld als hij in de verte een hoop takken ziet waar iets achter zou kunnen liggen. „Je weet maar nooit.”
Tijdens het rijden vertelt de boswachter honderduit over zijn werk. „Die ellende met drugscriminelen en ander gespuis, daar lig ik niet wakker van, hoor. Laatst bedreigde een jongeman me met de dood – later hoorde ik van de politie dat hij al meerdere keren was veroordeeld, onder andere voor wapenbezit. Dat doet me niet eens zo veel meer. Alleen, als er bedreigingen komen die m’n gezin betreffen – daar kan ik wel mee zitten. Dat komt gelukkig niet heel vaak voor.”
Intussen rijdt de boswachtersauto over bochtige bospaden die omgeven zijn door schermen van verse, heldergroene beukenbladeren. Zojuist besproeide een regenbui de bomen, die nu staan te schitteren in de voorjaarszon. Verderop ligt een groot meer, het podium van tal van vogels die er hun lofliederen laten horen. Kwakende kikkers zorgen voor een donkere ondertoon.
Ook bij deze schilderachtige plekken stapt Erik uit. Om te genieten. „Voor een groot deel heb ik echt een fantastische job. We werken aan prachtige natuurherstelprojecten, soms ben ik bij zonsopkomst vogels aan het tellen, morgen vaar ik met een natuurfilmer naar een hutje waar hij lepelaars gaat vastleggen. Kijk, daar staan de kranten niet mee vol, want dat is niet nieuwswaardig. Maar dat is wel mijn werk.”