Over zielige slaven...
Meer dan ooit lijkt de 21e-eeuwse elite de geschiedenis terug te willen lezen vanuit het eigen neoliberale gelijk.
De 4 meilezing in De Nieuwe Kerk werd gehouden door de schrijfster Roxane van Iperen. Ze hield een pleidooi voor het „uithoren van de geschiedenis.” De mythe moet plaatsmaken voor weten. We moeten de feiten onder ogen zien, ook al doet dat pijn. Het was een krachtig betoog met indrukwekkende beelden. Maar het stelt me niet gerust.
In eerste instantie lijkt het erop dat Roxane op haar wenken wordt bediend. Het Rijksmuseum in Amsterdam heeft een tentoonstelling ingericht over slavernij, „niet als abstract begrip, maar in de vorm van persoonlijke en waargebeurde verhalen.” Bij de tentoonstelling hoort het magazine ”Slavernij en nu”. Het blad richt zich op jongeren en vertelt onder andere het verhaal van Tirara, een slavenmeisje van elf jaar op plantage Liefdenshoek in Suriname. Het verhaal laat het beeld achter van zielige slaven en slechte slavenhandelaren. Tegelijk is het schokkend om te moeten constateren hoe een gerenommeerd instituut als het Rijksmuseum juist niet de feiten laat zien, en op geen enkele manier de geschiedenis uithoort. Historicus prof. dr. Piet Emmer schreef hierover een ingezonden brief (Trouw 21-4). Emmer kent na levenslang onderzoek de feiten van het Nederlandse slavernijverleden als geen ander.
Het meisje van elf uit het verhaal mocht niet naar school, maar moest op de plantage lichte werkzaamheden verrichten; feit is dat de miljoenen leeftijdgenoten in West-Europa ook niet naar school gingen, omdat zij overdag moesten werken. Het eten op de plantages zou slecht zijn. Feit is dat uit wetenschappelijk onderzoek naar de skeletten blijkt dat slaven in Noord- en Zuid-Amerika minder vaak ziek waren en meer calorieën kregen dan slaven in Afrika. Sommige slaven beschikten zelfs over zoveel voedsel dat ze het overschot op de markt konden verkopen.
Een bizar voorbeeld betreft de vader van Tirara. Op een dag maakt hij na werktijd een tocht van vier uur door „zompige moerassen” om op een andere plantage zijn vrouw, de moeder van Tirara, te kunnen bezoeken. Vroeg in de morgen keert hij terug. Maar dan wordt hij „op heterdaad betrapt.” Zijn meester wacht hem op en veroordeelt hem tot een straf die zo gruwelijk is, dat hij eraan overlijdt. Pas twee weken later horen Tirana en haar moeder van deze vreselijke gebeurtenissen. Tot zover het verhaal. Nu de feiten. In Suriname bezochten tijdens de weekenden honderden en wellicht zelfs duizenden slaven familie en kennissen op andere plantages. Als iedereen maandagochtend op tijd op het werk was, waren straffen niet aan de orde.
Als Van Iperen echt bedoelde de feiten onder ogen te zien, dan heeft het Rijksmuseum haar en ons een slechte dienst bewezen. Meer dan ooit lijkt de 21e-eeuwse elite de geschiedenis terug te willen lezen vanuit de eigen context en het eigen neoliberale gelijk.
Men oordeelt over het verleden, over voorouders, over situaties, niet door zich onder te dompelen in de cultuur van toen, niet met de nieuwsgierige blik van ”wij willen weten”, maar door erop neer te kijken vanaf het plateau van ”wij weten het”. Het resultaat is helaas dat de ene mythe wordt ingeruild voor de andere.
De auteur is mediator, coach en ondernemer