Iedere nacht ergens anders moeten slapen om niet opgepakt te worden. Standrechtelijke executies en zuivering van een superieur ras. Op 4 mei werden ze als nazigruwelen herdacht. In Myanmar zijn ze nog dagelijkse realiteit.
Meedogenloos is het optreden van de Myanmarese strijdkrachten sinds die op 1 februari een eind maakten aan een veelbelovend politiek proces dat burgers meer vrijheid en zeggenschap moest geven. De prodemocratische partij NLD, die wordt geleid door Nobelprijswinnares Aung San Suu Kyi, had bij verkiezingen in november 2020 een gigazege behaald. Die uitslag dreigde korte metten te maken met wat de militairen al sinds 2004 roepen: dat democratie in Myanmar „beheersbaar” moet blijven en geen bedreiging mag worden voor de oppermachtige positie van de strijdkrachten. Op 1 februari was daarvan kennelijk sprake en trokken de militairen de macht naar zich toe, onder het mom van „gepleegde verkiezingsfraude.”
Wat volgde was een hardvochtig optreden tegen burgers – landgenoten nog wel, en precies dát vraagt om een verklaring. Niet om te vergoelijken, wel om te begrijpen. In zijn boek ”Blood, dreams and gold. The changing face of Burma” geeft Richard Cockett inzicht in wat het Myanmarese leger drijft. De Amerikaanse antropologe Christina Fink deed dat al eerder in haar boek ”Living Silence. Burma under military rule”.
Wie de Myanmarese strijdkrachten (bekend als de Tatmadaw) wil doorgronden kan niet om het Brits koloniale verleden heen. Tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd Birma (qua omvang zestien keer Nederland) bestuurd als deel van koloniaal Brits-India, waarbij Indiase immigranten het leven in Birma bepaalden. Zij bezetten de baantjes die de koloniale economie opleverde in het buurland. Daar was goed over nagedacht, want onder de noemer van ”plurale samenleving” kreeg Birma een multiculturele samenleving avant la lettre. Nergens kwam die veelkleurigheid zo sterk tot uiting als in de toenmalige hoofdstad Rangoon: hindoes, moslims, joden en christenen werkten en woonden er door elkaar heen.
Wie compleet buiten de boot vielen? Dat waren de Birmanen, de grootste etnische groep in Birma (68 procent van de bevolking). Ze waren als traditionele plattelandsbevolking niet in staat te profiteren van de commerciële bedrijvigheid, en hadden al gauw het gevoel onder de voet te worden gelopen door Indiase immigranten.
De Birmaanse afkeer van de koloniale overheersing kreeg vanwege de afgedwongen diversiteit een venijnig racistisch tintje: de eerste Birmaanse nationalistische beweging wilde zich rigoureus bevrijden van die „plurale samenleving” en had van de weeromstuit een zuiver etnisch Birmaanse en religieus boeddhistische samenleving op het oog. Het betekende dat Indiase en andere immigranten het land uit moesten en uitsluiting van niet-Birmaanse etnische volken aan de randen van het land: bergvolken als de Karen, de Kachin, de Shan en de Mon.
Japan
Om de gehate Britten weg te krijgen maakten de nationalisten onder leiding van Aung San (de vader van Aung San Suu Kyi) dankbaar gebruik van de Japanse opmars in 1942. Aung San liet zich met zijn kameraden zelfs in Japan opleiden tot leden van een heus bevrijdingsleger dat zou uitgroeien tot de gevreesde Tatmadaw. De bergvolken maakten zich niet populair door aan de kant van de Britten mee te vechten tegen de Japanners en de Birmaanse nationalisten. Ze verwachtten van de Engelsen als beloning onafhankelijkheid te krijgen – iets waarmee ze na de oorlog bedrogen uitkwamen.
In 1962 volgde de eerste militaire staatsgreep – het begin van een jarenlang militair juk waaronder de 56 miljoen burgers tot op de dag van vandaag gebukt gaan. Terwijl de etnische minderheden zich vanaf het begin met hun milities verweerden, zou er pas in 1988 onder de Birmaanse bevolking iets van een georganiseerde tegenbeweging ontstaan, en wel onder leiding van Aung San Suu Kyi als prodemocratisch boegbeeld van haar partij de NLD.
De coup van 1962 was intussen het begin van een radicale birmanisering van het land, waarbij de leiders het voorkoloniale verleden verheerlijkten als de tijd van een Birmaans-boeddhistische heilsstaat. Naar die tijd moest men terug!
Ook de economie diende weer exclusief door Birmanen te worden gerund. Daarom werden immigranten verjaagd, buitenlandse bedrijven genationaliseerd. Een kostbare aderlating want met het vertrek van deze bekwame en invloedrijke ondernemers zakte Birma weg in stagnatie, armoede en wanbeleid.
Waarom Birma geen burgerregering kreeg? Omdat zonder de Tatmadaw de etnische lappendeken Birma „uiteen zou vallen”, was het argument van de junta. Daarbij werd vooral gekeken naar de etnische minderheden; het onder de duim krijgen van hun milities gold als de belangrijkste bestaansreden van de junta.
Naypyidaw
Wie wil weten wat de legertop nog altijd voor ogen heeft, die brenge een bezoek aan de nieuwe hoofdstad van Myanmar, Naypyidaw. De stad werd in 2005 opgeleverd en ligt op zo’n 300 kilometer ten noorden van Yangon (het vroegere Rangoon). Het kosmopolitische en multiculturele karakter van het vroegere Rangoon is nog altijd zichtbaar in Yangon, tot ergernis van de militairen. Daarom moest er een andere hoofdstad komen, een plek waar het raszuivere en exclusief boeddhistische van het nieuwe Myanmar zichtbaar worden.
Dat de militairen van geen wijken weten heeft ook een andere reden: hun commerciële belangen. Legerleider Ne Win zwoer in ’62 dat het leger „nooit meer” door een tegenstander „vernederd” zou worden, en dat kon alleen als het zich diep in de samenleving en in de economie ingraaft. Het is vooral de militaire top die zich verrijkt met de exploitatie van Myanmars rijkdommen. Daartoe behoren de edelsteenmijnen, waarvan de lucratiefste in vijandig Kachingebied liggen. De stad Hpakant telt de meeste bulldozers ter wereld: zo’n 12.000. Verder zijn de houtkap en -handel (teak is gewild in buurland China), de luchtvaart, de hotelbranche en het bankwezen sectoren die in handen zijn van militairen. Zullen die dat opgeven voor democratie? Cockett weet zeker van niet. Politieke hervormingen worden toegelaten voor zover die de belangen van de Tatmadaw dienen. Wat Aung San Suu Kyi en haar partij willen hoort daar zeker niet bij.