Vijfendertig gaten zaten er in de muur toen Jo Janse uit de kelder tevoorschijn kwam. En de meubels zaten vol scherven. Het zijn herinneringen die rond 4 en 5 mei bovenkomen.
De meimaand is altijd emotioneel voor de inmiddels 94-jarige Janse. „In die maand brak in 1940 de oorlog uit, kwam in 1945 de bevrijding, moest ik in 1947 als militair naar Nederlands-Indië en kwam ik in 1950 gezond terug in Nederland, terwijl veel kameraden waren omgekomen.”
Janse was dertien toen de oorlog uitbrak. „We werden wakker door het afweergeschut. Twee dagen later, op eerste pinksterdag, konden we niet naar de kerk en las vader in de keuken een preek van ds. Smijtegelt. De volgende dag moesten we de stad uit. Op ons evacuatieadres stonden we buiten te kijken naar de rookwolken boven Middelburg. Voor ons gevoel stond de hele stad in brand. Ik moest denken aan een plaatje van Sodom en Gomorra dat ik had ingeplakt. We verbleven bij Wisse, een Atjehveteraan. Toen een Duits vliegtuig laag overkwam, zei hij: Als ik een karabijn zou hebben, zou ik de piloot doodschieten.”
In de stad trok Jo eropuit. „Er waren overal rokende puinhopen.”
Jonge slachtoffers
Toen zijn broer naar Duitsland moest, nam Janse in de slagerij van hun vader zijn plaats in. „Ik fietste met een mand vol vlees door Middelburg en zag dat twee meisjes werden weggedragen die bij een bominslag omgekomen waren. Wij werden jong met de dood geconfronteerd. Twee andere meisjes werden bij een bomaanval dodelijk getroffen toen ze net uit de kerk kwamen. Mijn vader was diaken en is toen met ds. Chr. van de Woestijne, die op die zondag bij ons preekte, naar dat gezin in Nieuw- en Sint Joosland toegegaan.”
Reikhalzend zag Nederland uit naar de bevrijding. Voor het zuiden kwam die in het najaar van 1944. „We moesten opnieuw ons huis uit en ditmaal langer, want een groot deel van Walcheren stond onder water. We verbleven bij een andere diaken, in een van de weinige huizen die bij de Markt nog overeind stonden. Terwijl we in de kelder zaten, werd het huis boven ons door tal van projectielen getroffen. Op 6 november, tien voor half vijf in de middag, hoorden we geroep: de eerste geallieerde tank was er.”
Avondklok
Janse maakte de dankstond mee die een week later op de Markt werd gehouden. „Drie predikanten spraken er in de openlucht. Over ellende, verlossing en dankbaarheid. Het maakte diepe indruk.”
Nog een half jaar zat het gezin in onzekerheid over het lot van broer Jan. „Hij maakte veel mee, maar werd gespaard. En dat terwijl de zoon van ons gastgezin was gesneuveld, nadat hij zich als vrijwilliger bij de Waffen-SS had gemeld.”
De herinneringen vervaagden niet; Janse weet ze tot in detail te vertellen, met datum en tijdstip erbij. „Ik kan mezelf er niet echt een voorstelling van maken hoe het is geweest, maar door de verhalen die opa vertelde, kan ik me wel indenken dat het een angstige tijd was”, zegt zijn achterkleindochter Lotte Goud uit Waarde.
De coronacrisis bracht een lockdown, en een avondklok; ook vrijheidsbeperking. Maar het is niet te vergelijken met de oorlogsjaren, zegt de Zeeuwse Hoornbeeckstudente. „Er zat niet zo’n dreiging achter zoals in oorlogstijd. Wij hadden ook nog veel mogelijkheden om contacten te onderhouden. Tijdens de oorlog was er veel meer gevaar.”
Ook onder jongeren blijkt er grote belangstelling voor de oorlogsherdenkingen. „Ik denk dat het belangrijk is dat onze generatie die blijft houden”, zegt Lotte. „Het is niet vanzelfsprekend dat we in vrijheid leven.”
Dinsdagavond staat Nederland stil bij de slachtoffers van de bezettingstijd. „Door hun inspanningen kunnen wij nu in vrijheid leven.”