Halve eeuw geleden stonden journalisten ook bij de kerkdeur
„Het is onze opdracht om –mocht het zijn in de gunst des Heeren– een waarlijk reformatorisch dagblad te wezen; een dagblad dat –met al het zondige en gebrekkige dat mensenwerk aankleeft– het dagelijks gebeuren belicht vanuit Gods onfeilbaar Woord.”
Zo formuleerden de oprichters van het Reformatorisch Dagblad het in de eerste editie, 1 april 1971, vandaag een halve eeuw geleden. De omstandigheden waaronder het RD ontstond, vertonen een treffende overeenkomst met die van deze week.
Een belangrijke reden voor de oprichting was de onevenwichtige beeldvorming in de media over de polio-epidemie in 1966, in Elspeet. Een demonstrant loopt rond met het bord ”Herodes in Elspeet”, wijzend op ds. C. Wisse, predikant van de plaatselijke gereformeerde gemeente. Op straat ontstaan botsingen tussen Elspeetse jongeren en journalisten uit het hele land. De politie adviseert om de kerkdienst af te gelasten, maar ds. Wisse geeft daar geen gehoor aan.
Vijf jaar later, slechts enkele weken voor het verschijnen van het eerste nummer van het RD, ontstaat er een nieuwe polio-epidemie, ditmaal in de omgeving van Staphorst. Alle jongeren tot 18 jaar worden door de burgemeester, huis aan huis, opgeroepen zich te laten vaccineren. Scholen blijven open maar sportactiviteiten worden ontraden. Opnieuw spreekt de pers schande van de huiver om te vaccineren. Elsevier vindt dat de kinderen „het slachtoffer van een handelswijze van hun ouders” zijn, „dwingend aangepraat” door de predikanten. In Trouw stelt een hoogleraar dat het wenselijk is dat „de staat tussen tweeën treedt om deze roekeloze burger desnoods met dwang tot rede te brengen.” Opinieblad De Nieuwe Linie schrijft over de „zondebok-zoekende sensatiezucht” van journalisten, een „onbeschaamde horde (…) sensatiejagers” die het dorp binnenvallen en „brutaalweg zich voor de begrafenisgangers posteren, of (…) op een auto klimmen bij het kerkhof.”
Een halve eeuw later is er weinig veranderd. Een sombere conclusie zou kunnen zijn dat het Reformatorisch Dagblad er in de loop van de decennia kennelijk niet in slaagde deze uitwassen te voorkomen. Maar wie dat had verwacht, legt de lat hoger dan de oprichters ooit beoogden.
Een betere conclusie is dat de noodzaak voor een reformatorisch dagblad onverminderd groot is. Niet om journalisten en vuurwerkbommen weg te houden van kerkpleinen. Niet om collectief zelfbeklag te voeden van christenen die zich in de hoek gezet voelen. Wel om het geestelijke krachtenveld te duiden waarin zij zich bevinden, in 2021 niet minder dan in 1971.
Daarbinnen wijzen we –met al het zondige en gebrekkige dat mensenwerk aankleeft– nog steeds de weg die verwoord is in een van de basisdocumenten van de Reformatie, de Heidelbergse Catechismus: „dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Gods Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.”