Nederland importeerde vooral kleding uit armste landen
Nederland importeert uit de armste landen ter wereld vooral kleding, en dan met name uit Bangladesh. Dat is niet per se positief nieuws zegt Jacob van der Duijn Schouten, politiek adviseur van Woord en Daad.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) was de import van goederen uit de 46 minst ontwikkelde landen vorig jaar goed voor 2,9 miljard euro.
De invoer uit de lijst armste landen van de Verenigde Naties lag 4 procent lager dan een jaar eerder. Van de 2,9 miljard euro kwam 1,9 miljard euro uit Azië en 1 miljard euro uit Afrika. In Azië gaat het vooral om kleding, in Afrika veelal om grondstoffen. De arme landen waren samen goed voor 0,7 procent van de goederenimport door Nederland vorig jaar.
Bangladesh is van de arme landen met afstand de belangrijkste handelspartner. De totale invoerwaarde vorig jaar was bijna 1,3 miljard euro, waarvan bijna 1,1 miljard euro kleding betrof. Daarmee steeg de invoer vanuit het land in vijf jaar tijd met 47 procent. Op jaarbasis was wel sprake van een daling, vooral door de mindere vraag naar kleding als gevolg van corona.
Tassen
Het beeld voor Cambodja was nagenoeg gelijk aan Bangladesh. In vergelijking met vijf jaar geleden is sprake van een verdubbeling van de invoer, maar op jaarbasis stond de handel op een lager pitje. Cambodja levert vooral kleding, schoeisel en tassen. Verder was de handel met Myanmar, waar ook veel kleding vandaag komt, vorig jaar nagenoeg gelijk aan een jaar eerder.
De Verenigde Naties gaan bij de armste landen uit van een aantal criteria. Zo wordt gekeken naar het bruto binnenlands product, economische kwetsbaarheid en onderwijs- en gezondheidsindicatoren. Van de wereldbevolking woont 13,6 procent in een van deze 46 landen.
Volgens Woord en Daad-adviseur Van der Duijn Schouten, toont het lijstje landen aan dat maar één ding bepalend is: zo laag mogelijke productiekosten. Dat steeds meer kleding in Ethiopië wordt geproduceerd, is wat dat betreft veelzeggend. „Daar zijn de productiekosten nóg lager. Mensen krijgen amper een euro per dag. Dat is minder dan de helft van wat ze nodig hebben om rond te kunnen komen.”
Transparant
Hij hoopt daarom dat steeds meer kledingimporteurs hun keten transparant maken. „Zo komen steeds meer misstanden aan het licht –zoals de werkomstandigheden van fabrieksarbeiders in productielanden –en zullen bedrijven hierop actie moeten ondernemen.”
Bedrijven voeren volgens Van der Duijn Schouten diverse redenen aan om de productieketen juist niet transparant te maken. Zo komen ze vaak met het argument dat ze dan concurrentiegevoelige informatie prijsgeven. Maar volgens hem mogen ze niet weglopen voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Hij hoopt daarom dat er op Europees of nationaal niveau wetgeving komt die bedrijven hiertoe gaat verplichten. „Een bedrijf als Zeeman geeft het goede voorbeeld, zij doen het al. Maar verplichtende wetgeving is nodig om ook andere bedrijven het laatste zetje te geven.”