Als de kiezer is uitgesproken, heb je het daar als Kamerlid maar mee te doen. En dus is het volgende week een komen en gaan op het Binnenhof. Wie vertrekken er en wie komen er voor hen in de plaats? Vandaag: tien kleurrijke afzwaaiers.
Maar liefst vier van de vijf huidige CU-Kamerleden zwaaien volgende week af: Joël Voordewind, Carla Dik-Faber, Stieneke van der Graaf en Eppo Bruins. Mocht Carola Schouten, de nummer 2 van de kandidatenlijst, opnieuw minister worden dan kan Van der Graaf haar Kamerlidmaatschap met nog vier jaar verlengen. Anders krijgt de CU-fractie dus te maken met een uitstroom van 80 procent.
Dat is hoog, al is de partij daarmee nog geen koploper: 50PLUS ververst zelfs voor 100 procent. Lijsttrekker Liane den Haan neemt daar de plek van drie vertrekkers in. Na de CU volgen GroenLinks (57 procent), VVD (56), CDA (53), D66 (47), PvdA (44), SP (36), DENK (33) en PVV (15). De eenpitters Femke Merel van Kooten-Arissen en Henk Krol keren beiden niet terug. In totaal gaan er 67 Kamerleden weg.
Goed beschouwd worden de zaken met de genoemde percentages nog rooskleurig voorgesteld. Uitgangspunt voor de berekening is namelijk de samenstelling van de Tweede Kamer vanaf het moment waarop de kandidatenlijsten worden vastgesteld. Een aanzienlijk deel van de na de vorige verkiezingen beëdigde Kamerleden is dan al tussentijds vertrokken; hetzij vanwege een benoeming als bewindspersoon, burgemeester of wethouder, dan wel om persoonlijke redenen. Deze periode gold dat voor 44 Kamerleden, van wie er overigens twee na hun vertrek weer terugkeerden. Noem het natuurlijk verloop, maar dat terzijde.
Terug naar de 67 vertrekkers. Voor 22 van hen komt hun vertrek als een domper. Zij hadden zich opnieuw gekandideerd, maar stonden niet hoog genoeg op de lijst. Het gros van hen, namelijk 20, was in 2017 nieuw begonnen als Kamerlid en moet dus al stoppen na één termijn.
Van de resterende 55 was hun vertrek al bekend: zij stonden niet meer op de kandidatenlijst, of hooguit nog symbolisch; als lijstduwer. Van deze 55 Kamerleden liep een deel aan tegen een al dan niet ongeschreven partijregel over het maximumaantal termijnen dat een volksvertegenwoordiger mag dienen. Anderen bereikten de pensioengerechtigde leeftijd, of waren al dan niet vanwege de werkdruk of interne conflicten toe aan een andere baan. Van zeker 7 van hen is bekend dat zij nog een nieuwe termijn ambieerden. Hun partij wenste echter geen gebruik meer te maken van hun beschikbaarheid.