Bewijs de echtheid van je geloof door een heilig leven. En zo krijg je ook zekerheid van je geloof, zo luidt de boodschap van de Nederlandse oudvader Willem Teellinck (1579-1629) in zijn boek ”Toetssteen van het geloof”.
Neerlandicus C. Bregman (80) uit Hendrik-Ido-Ambacht hertaalde met dit boek (uitg. De Banier, Apeldoorn) het vijfde werk van deze voorman van de Nadere Reformatie. Eerder hertaalde hij van Teellincks ”Burenkout” (1988), ”Troostrijk gesprek” (2015), ”Liefdesdwang” (2018) en ”Het geestelijk sieraad van Christus’ bruiloftskinderen” (2019). De beide laatste boeken gaan over het heilig avondmaal.
Maar niet alleen deze boeken, ook van Koelman, Comrie, Immens, Van der Groe, Theodorus Avinck en Bruinings gaf Bregman eigentijdse overzettingen uit. Veel contact heeft hij gehad met ds. M. Golverdingen, die hem inspireerde tot de hertaling van werken van Teellinck.
Naamchristenen
De Nadere Reformatie keerde zich tegen het geestelijk verval in de Gereformeerde Kerk in de Republiek. De leer was goed, maar hoe stond het met het leven? De kerk beleed de rechtvaardiging door het geloof alleen, maar waar bleven de werken? Vandaar dat Teellinck in zijn ”Toetssteen” veel spreekt over goede werken, zij het dat die alleen voortvloeiden uit het geloof in Christus.
Teellinck keert zich in zijn ”Toetssteen” uitvoerig tegen schijngeloof en naamchristenen. Hij verstaat daaronder mensen die wel de beloften van het Evangelie aannamen, maar niet leefden naar de geboden van God. Teellinck stelt dat „al onze voortreffelijke theologen” ervan uitgaan dat het geloof –in de zin van de vereniging met Christus– aan de bekering voorafgaat. Het geloof neemt Christus aan zoals Hij in de beloften van het Evangelie wordt aangeboden, maar dan vraagt God wel van de mens dat hij afscheid neemt van de wereld en zich werkelijk aan Christus overgeeft. „Iemand kan niet geloven zolang hij zich niet wil bekeren en aan God wil overgeven.”
Wat is er bijzonder aan Teellinck?
Bregman: „Ik vind zijn helderheid, nuchterheid en zakelijkheid indrukwekkend. Hij is een praktisch en zeker geen systematisch theoloog. In zijn ”Toetssteen” merk je dat ook soms, bijvoorbeeld als hij over verschillende soorten bekering spreekt, vóór en ná het geloof. Hij is geen logisch denker, maar dat is ook niet van belang, omdat hij vooral de liefde van Christus bezingt, met name in de avondmaalspreken.
Toen ik in 2017 ernstig ziek was, heb ik erg veel aan Teellinck gehad, met name door de manier waarop deze oudvader zijn verlangen verwoordt naar Christus als de enige Heiland en Verlosser.”
Heiligheid, niet rechtvaardigheid is de toetssteen van het geloof, zo lijkt het bij Teellinck.
„Zo zou ik het niet direct willen zeggen. De ”Toetssteen” legt terecht sterke nadruk op de rechtvaardiging, maar het geloof bewijst zich wel in de heiliging en de godzaligheid. Maar hij legt nooit verdienstelijkheid in de goede werken en de heiliging op zichzelf.
Teellinck liep in zijn dagen op tegen het feit dat velen stelden: Ik heb het geloof en dat is genoeg. Maar als er geen Godsvreze is, krijg je goedkope genade en daar keerde de Nadere Reformatie zich juist tegen. Als het leven niet in overeenstemming is met de leer, klopt er weinig van het geloof.
Teellinck was een schrijver die altijd reageerde op zijn tijd en wist wat mensen nodig hadden. Dat maakte de ”Toetssteen” in de zeventiende eeuw heel actueel, maar ook in onze tijd is het accent dat Teellinck legt hard nodig.”
Het Titus Brandsma Instituut gaf recent het geschrift Soliloquium van Teellinck uit. Kunt u zich de belangstelling van rooms-katholieken voor deze oudvader voorstellen?
„Met dat werk zeker. ”Soliloquium” is een door en door mystiek geschrift; en dat mystieke hoort óók bij Teellinck. Hij kon heel praktisch zijn, maar zich ook heel mystiek-bevindelijk uiten. In de rooms-katholieke traditie is er altijd wel in meer of mindere mate belangstelling gebleven voor mystiek denken. En dat mystieke element heeft men daar terecht ook in Teellinck herkend. Teellinck wist het bevindelijke én het praktische geloofsleven met elkaar te verbinden. Vanwege zijn gerichtheid op Christus, beleefd in de innerlijkheid van het hart, was hij in staat om verschillen te overbruggen en terug te gaan tot de kern van het geloof.”