Gerechtigheid en barmhartigheid komen samen in het kruis van Golgotha
Door een Bijbelse aanvulling ofwel correctie te geven, doet ds. P. Nobel een poging om de discussie over Gods rechtvaardigheid vlot te trekken (RD 11-3). Daar zijn wel enkele kanttekeningen bij te plaatsen.
Collega Nobel stelt de vraag naar de betekenis van het Bijbelse grondwoord ”rechtvaardig(heid)”. Dat is een fundamenteel woord dat in de loop der eeuwen veel discussie en ook veel verwarring heeft opgeroepen. Men denke slechts aan Luthers ‘gevecht’ om dit woord te verstaan.
Luther verstond Gods gerechtigheid allereerst als die eigenschap van God waardoor Hij ieder het zijne geeft. Dat belooft voor een zondaar natuurlijk weinig goeds. Vandaar dat Luther die rechtvaardige God (het zijn z’n eigen woorden) haatte. Later ontdekt Luther ook een andere, ‘positieve’ betekenis, namelijk dat God gerechtigheid schenkt aan onrechtvaardigen, zodat zij léven. Toen werd Gods gerechtigheid voor hem een deur naar het paradijs.
Ds. Nobel geeft Gods gerechtigheid vooral een positieve inkleuring. God doet recht en dat is goed nieuws. Mee eens, maar het is maar net aan welke kant je staat. Voor Gods vijanden is Gods gerechtigheid namelijk geen goed nieuws (zie bijvoorbeeld de farao…). Redding blijkt in de Schrift altijd twee kanten te hebben: oordeel voor Gods vijanden, verlossing voor Zijn volk.
In het artikel van ds. Nobel wordt Gods gerechtigheid vooral geduid als iets positiefs, goed nieuws. Dat is het zeker, maar daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat dit één kant is van de zaak – en niet eens de belangrijkste.
Garantie
Wat moeten we verstaan onder Gods gerechtigheid? Die betekent dat God trouw is aan Zijn eigen normen ofwel aan Zichzelf. ”Gerechtigheid” is een normatief begrip. Het houdt in dat God altijd handelt in overeenstemming met hoe Hij is, met Zijn eigenschappen. Gods gerechtigheid is de garantie dat Hij het kwaad en de zonde straft, dat Hij trouw is aan Zijn verbond, dat Hij de verdrukten recht doet enzovoort. Het is beslist eenzijdig om Gods gerechtigheid vooral te zien als Zijn verbondstrouw en te stellen dat in de Bijbel „Gods heilbrengende gerechtigheid op de voorgrond staat”, zoals ds. Nobel poneert. Deze interpretatie is in de 19e eeuw in zwang gekomen, maar een recente studie van Charles Lee Irons over Gods gerechtigheid laat zien dat deze visie eenzijdig, zo niet onjuist is.
Normatief begrip
Irons betoogt dat tot in de negentiende eeuw Gods gerechtigheid verstaan werd als overeenstemming met een externe norm (Gods wet, Gods karakter). Door het baanbrekende onderzoek van Hermann Cremer vindt er in de 19e eeuw een fundamentele verschuiving plaats waarbij ”gerechtigheid” niet meer als normbegrip geduid wordt, maar als een relationeel concept. Er is bij ”gerechtigheid”, aldus Cremer, geen sprake van een abstracte, externe norm waaraan God of de mens onderworpen zou zijn: „das Verhältnis selbst ist die Norm” („de relatie zelf is de norm”). Met een beroep op teksten als Jesaja 56:1 („Mijn heil is nabij om te komen en Mijn gerechtigheid om geopenbaard te worden”) ziet Cremer Gods gerechtigheid als synoniem met heil, verlossing. Het is een positief concept, met vrijwel geen plaats voor noties als straf en vergelding.
Via grote namen als Käsemann en Stuhlmacher wordt deze opvatting gemeengoed in de Bijbelse theologie in de 20e eeuw. Vandaag wordt ze veelvuldig te berde gebracht bij schrijvers die zich verwant weten aan het Nieuwe Perspectief op Paulus (zoals N. T. Wright). Zij zien Gods gerechtigheid als Zijn reddend handelen in de heilsgeschiedenis in de vervulling van Zijn verbondstrouw aan Israël. Hierbij staat niet primair het individuele heil op de voorgrond, maar het kosmische, eschatologische reddingshandelen van God.
Irons gaat via een grondige analyse van nagenoeg alle beschikbare data na of dit „heersende paradigma” klopt. Hij analyseert het gebruik van de begrippen ”gerechtigheid” en ”gerechtigheid van God” in de (buiten-Bijbelse) Griekse literatuur, het Oude Testament (inclusief de Septuaginta), de Dode Zeerollen, de apocriefe literatuur en het Nieuwe Testament. Na tweehonderd pagina’s analyse luidt zijn conclusie dat ”gerechtigheid” in deze literatuur primair ethisch en juridisch gebruikt wordt. In juridische zin is ”gerechtigheid” met name distributief (verdelend: God geeft ieder zijn rechtmatige deel), in ethische zin slaat het begrip op gedrag of handelen dat in overeenstemming is met Gods wet of karakter.
Gods gerechtigheid is dus een normatief en geen relationeel begrip, al heeft het uiteraard gevolg voor hoe God handelt in relaties en in Zijn verbond. Gerechtigheid is niet hetzelfde als ”heil” of ”verbondstrouw”, hoewel Gods heilbrengend handelen en Zijn verbondstrouw wel expressies zijn van Zijn gerechtigheid.
Irons concludeert dat Gods verlossend handelen een gevolg is van Zijn distributieve gerechtigheid: Hij verlost omdat Hij trouw is aan Zichzelf en Zich houdt aan Zijn woord en verbond. Gods gerechtigheid kan zich dus, zoals ds. Nobel stelt, als heil manifesteren, maar net zo goed als onheil, namelijk wanneer Hij optreedt tegen de vijanden van Zijn volk.
Wonder
Het grote wonder van het Evangelie is dat God, Die de zonde haat en straft, in Christus zondaren genadig is. Zijn straffende gerechtigheid is op Golgotha genoeg gedaan en nu kan Hij op rechtvaardige wijze goddelozen rechtvaardig verklaren en hen doen delen in de volmaakte gerechtigheid van Zijn Zoon. Over dat laatste zijn we het gelukkig eens. Gerechtigheid en barmhartigheid komen samen in het kruis van Golgotha. Zo is God rechtvaardig en kan Hij rechtvaardigen „degene die uit het geloof van Jezus is” (Romeinen 3:26). Wie gelooft in Hem voldoet helemaal aan Gods norm, omdat Hij helemaal aan Gods norm voldeed!
De auteur is hervormd predikant te Arnemuiden.