In Syrië is na tien jaar oorlog nog weinig perspectief
De wapens zwijgen grotendeels, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Tien jaar na het uitbreken van de oorlog in Syrië is de vrede nog ver te zoeken. „Dit was een decennium van schaamte voor de mensheid.”
Het begon allemaal op 6 maart 2011. De Syrische politie arresteerde in de stad Deraa vijftien studenten die antiregeringsleuzen op muren in de stad hadden gekalkt. Daarmee sloeg de vlam in een pan, die al veel langer tot het kookpunt was opgewarmd. Onderdrukking, gebrek aan vrijheid en belabberde economische perspectieven vormden de belangrijkste ingrediënten van het explosieve brouwsel. Er braken felle protesten uit, die op 15 maart naar de hoofdstad Damascus overwaaiden.
De bevolking had het voorbeeld van andere Arabische landen voor ogen, waar opstanden tot het vertrek van het zittende regime leidden. Maar in Syrië liep het totaal anders. De regering deinsde er niet voor terug dodelijk geweld te gebruiken om de protesten de kop in te drukken. Toen oppositiegroepen en jihadisten de wapens opnamen, was er geen houden meer aan. De rest is geschiedenis: tien jaren van verwoestende burgeroorlog, die door de inmenging van buitenlandse mogendheden en strijders ook steeds meer een internationaal karakter kreeg.
De balans bij dit dubieuze lustrum is ronduit dramatisch. Volgens het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten in Londen zijn tot en met december vorig jaar 387.118 mensen bij de gewelddadigheden omgekomen. Dat zijn de officieel gedocumenteerde gevallen. Er worden ook nog altijd ruim 200.000 burgers vermist, van wie wordt aangenomen dat ze dood zijn. Meer dan de helft van de Syrische bevolking, die voor de oorlog zo’n 22 miljoen zielen telde, is van huis en haard verdreven.
Geluwd
Op regelmatige bloedige incidenten na, is het oorlogsgeweld grotendeels geluwd. Wat rest is een kapotgeschoten land, een getraumatiseerde bevolking en een ingestorte economie. En het meest dramatische: weinig hoop en perspectief op spoedige verbetering.
Tegelijkertijd laat zich ook de veerkracht van de Syriërs gelden. Want mensen gaan weer naar de winkel, beginnen aan een studie, bezoeken familieleden. Alleen al dat laatste stuit op grote hindernissen. Het land is in enclaves verdeeld, die elk hun eigen beschermheer hebben. Zo’n 60 procent van het gebied is in handen van het regeringsleger, gesteund door de Russen. De rest wordt door een waaier aan milities gecontroleerd.
Met alle gevolgen van dien. Een boer uit de grensplaats Qamishli vertelde deze week in The Economist dat hij voor een vrachtwagenlading graan zo’n 2500 euro aan soldaten moet betalen om de hoofdstad Damascus in te komen. Daar wacht hem opnieuw afdracht van steekpenningen om zijn waren uiteindelijk op de markt te kunnen verkopen.
Het gevolg is dat de voedselprijzen dramatisch zijn gestegen en voor veel Syriërs hongersnood dreigt. Een half miljoen kinderen zijn al chronisch ondervoed. De overheid kan ambtenaren momenteel maar zo’n 12 euro per maand betalen, niet eens genoeg om eten van de te kopen. Een groot deel van de bevolking moet het met nog minder doen.
En dan is er nog het probleem van de talloze vluchtelingen: 5,5 miljoen in het buitenland; 6,5 miljoen in Syrië zelf. In 2020 konden slechts 467.000 mensen naar huis terugkeren, terwijl er 1,8 miljoen nieuwe interne ontheemden in het land bijkwamen.
Onverschilligheid
„Dit was een decennium van schaamte voor de mensheid”, zei Jan Egeland, directeur van de Noorse Vluchtelingen Raad (NRC), deze week bij de presentatie van een rapport over Syrië. „De stuitende onverschilligheid ten aanzien van miljoenen Syrische kinderen, moeders en vaders die van hun thuis en leven zijn beroofd, is een vlammende aanklacht tegen de partijen in deze oorlog, hun sponsors en de hele internationale gemeenschap. Als er niet direct actie wordt ondernomen om uit deze impasse te raken, dan zullen we ook de volgende tien jaar zwaar lijden en de verdrijving van miljoenen mensen zien.”
Een politieke oplossing voor het conflict en de humanitaire problemen lijkt momenteel echter verder weg dan ooit. Er zijn de achterliggende jaren negen rondes van vredesbesprekingen gehouden, maar die hebben vrijwel niets opgeleverd.
In mei of juni gaan de Syriërs naar de stembus – als de verkiezingen tenminste doorgaan. Maar ook dat zal vermoedelijk bitter weinig soelaas bieden.