Gedwongen afstand doen van je kind
Ze kregen de baby na de bevalling vaak niet te zien en ze mochten tegen niemand vertellen dat ze een kind hadden gekregen. Van de jaren vijftig tot de jaren tachtig hebben duizenden (jonge) vrouwen hun baby gedwongen afgestaan. Journalist Christel Don interviewt tien van deze afstandsmoeders in haar nieuwe boek. „Er moet erkenning komen voor hun verhalen.”
Het is 1964. De 16-jarige Irene Essenberg raakt zwanger na seksueel contact tegen haar wil. Haar ouders sturen haar naar familie in Duitsland om de zwangerschap zo lang mogelijk te verbergen. Bij terugkomst in Nederland wordt haar één ding al snel duidelijk: ze moet het kindje afstaan van haar ouders, al wil ze zelf graag voor de baby zorgen. Haar moeder biedt nog aan om het kindje in het gezin op te nemen, maar voor haar vader is dat geen optie.
Irene wordt naar de protestants-christelijke Hendrik Pierson Vereniging in Den Haag gebracht, een instantie die hulp biedt aan ongehuwde moeders. „De medewerkers van de vereniging praatten tijdens verschillende gesprekken op me in”, vertelt ze in het boek. „Ik was te jong om een kind groot te brengen, hoe wilde ik dat gaan betalen, wat zouden mensen wel niet van me denken als ze hoorden dat ik ongehuwd moeder was. „Geen man wil je meer als jij een kind hebt”, zei een medewerkster tegen mij. Dat is een groot schrikbeeld voor een zeventienjarige, want ik wilde dolgraag een gezin. Als ik terugdenk aan hoe ze op me inpraatte, kan ik alleen maar concluderen dat ik werd gehersenspoeld.”
Ze voelt zich gedwongen om afstand te doen van haar kindje, terwijl ze dat zelf helemaal niet wil. „Het was een gevecht van een kind tegen volwassenen en het was van meet af aan duidelijk dat ik zou verliezen. Op zeker moment werd dan ook definitief besloten dat ik mijn kindje na de bevalling direct zou afstaan ter adoptie.”
Trauma
Het verhaal van Irene Essenberg is een van de tien ervaringen die journalist Christel Don (36) optekende in haar boek ”Afstandsmoeders”. Van de jaren vijftig tot de jaren tachtig hebben in Nederland duizenden vrouwen hun baby direct na de geboorte afgestaan. Of ze dat nu wilden of niet. Die vrouwen van toen worden afstandsmoeders genoemd. Hoeveel het er precies zijn, is niet bekend. In het weinige onderzoek dat er is, lopen de schattingen uiteen van 13.000 tot 20.000 vrouwen. Het ging meestal om jonge, ongehuwde meisjes die onbedoeld zwanger raakten. „Om de schande tot een minimum te beperken, werd er eerst vaak aangestuurd op een huwelijk met de vader”, zegt Christel Don. „Soms werd een kind als broertje of zusje toegevoegd aan de kinderschare, want in een groot gezin viel een kind extra niet zo op.” Als dat allemaal niet mogelijk of wenselijk was, kwam al snel de optie van afstand doen om de hoek kijken. „Dat leek een oplossing voor alles: het probleem was de wereld uit en het meisje in kwestie kon weer verder met haar leven – en vaak was een gezin met een onvervulde kinderwens ook nog geholpen.”
Waar geen rekening mee werd gehouden: de trauma’s die zo’n jonge moeder vervolgens haar hele leven moest meedragen. Wie ”Afstandsmoeders” leest, wordt stil van de schrijnende verhalen over bevallingen met een blinddoek, jarenlange zoektochten naar een kind en de psychische en lichamelijke problemen die latervaak aan de oppervlakte kwamen. Het zijn ervaringen waar nog weinig over bekend is, zo ontdekte Don tijdens het schrijfproces.
Veel mensen weten niet eens wat het woord afstandsmoeder betekent. Hoe verklaart u dat er zo weinig kennis is over dit onderwerp?
„Als je mij twee jaar geleden had gevraagd naar de betekenis, had ik het antwoord ook niet kunnen geven. Het is een naam voor een groep vrouwen die lange tijd vergeten is. Het gebrek aan kennis komt waarschijnlijk vooral door de schaamte en het verdriet waar de vrouwen om wie het gaat mee te maken hebben. Pas in de jaren 80 kwamen voor het eerst enkele afstandsmoeders met hun verhaal naar buiten. Begin jaren negentig werd vervolgens de stichting De Nederlandse Afstandsmoeder opgericht door Will van Sebille. Zij bracht in eerste instantie vrouwen samen die ontdekten: ik ben niet de enige die dit is overkomen. Voor veel van hen duurde het een tijd om überhaupt ruimte te geven aan verdriet en trauma dat er nooit mocht zijn. Gaandeweg kreeg deze stichting steeds meer een missie om erover te praten. De samenleving moet weten wie afstandsmoeders zijn, er moet erkenning komen voor hun geschiedenis.”
Hoe bent u op het idee gekomen een boek te schrijven over afstandsmoeders?
„Ik zag op televisie een interview met een afstandsmoeder. Ze sprak over haar pijn en de schaamte, dat ze tijdens de zwangerschap bij verre familie werd weggestopt, dat ze tegen niemand iets mocht vertellen over het kindje. Het verhaal trof me meteen. Ik had geen idee dat dit in Nederland op zo’n grote schaal had plaatsgevonden. De overheid heeft in 2019 opdracht gegeven tot een groot onderzoek naar afstand en adoptie in die periode, maar de resultaten daarvan –die deze zomer wordt verwacht– zijn vaak vrij feitelijk.
Ik was nieuwsgierig naar de persoonlijke verhalen achter de cijfers. Welk effect heeft het op je leven, je relaties, vriendschappen, carrière, als je als jonge vrouw onvrijwillig afstand moet doen van je kindje? Wat gebeurt er als je na tientallen jaren weer contact krijgt en opeens je volwassen kind in de ogen kijkt?
Na veel zoeken en rondvragen is het gelukt om tien moedige vrouwen te vinden die hun verhaal wilden doen. Allemaal onder hun volledige naam. Een dapper statement: de tijd van zwijgen is voor hen definitief voorbij. Heel bijzonder dat ze hun verhaal na al die tijd wilden delen. Wat zij me vertelden, heeft me zowel ontroerd als verbijsterd. Wat een leed kwam er naar voren.”
„Mijn bevalling was traumatisch. Ik werd geblinddoekt en mijn armen werden vastgehouden, zodat ik niet naar het kind kon grijpen. „Het is een meisje, het is gezond”, hoorde ik iemand opgetogen zeggen, het klonk alsof ik een trofee had gebaard. Ik hoorde mijn dochter schreeuwen, terwijl ze met haar wegliepen. (…) Na de bevalling kwam ik in een rouwproces terecht. De non die me hielp zei dat ze mijn gevoelens begreep, maar dat het egoïstisch was om te rouwen. Wat ik voor mijn kind voelde, was geen echte liefde, legde ze uit. Echte liefde zou ze van haar adoptieouders krijgen. Toegeven aan mijn rouwgevoelens zou betekenen dat ik haar het leven niet gunde dat ze zou krijgen.”
Merapi Obermayer
In het boek komt regelmatig naar voren dat jonge vrouwen zich door instanties gedwongen voelden om afstand te doen van hun kindje. Bovendien mochten ze na de bevalling het kind vaak niet eens zien. Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
„In de jaren zestig en zeventig waren invloedrijke psychiaters als Han Heijmans en Kees Trimbos van mening dat het in het belang van moeder én kind was om bij een ongehuwde zwangerschap zo snel mogelijk aan te sturen op afstand doen, en moeder en kind na de geboorte direct te scheiden. Het idee was dat vrouwen zich dan niet aan een kind konden hechten, zodat de verwerking ervan hun minder zwaar zou vallen. Was de bevalling eenmaal achter de rug, dan kreeg je vaak het dwingende advies er niet meer over praten. Voor kritische vragen van jonge moeders was weinig plek. Als de pastoor, de hulpverleningsinstantie of je ouders erop aandrongen afstand te doen, gaf dat zo’n druk dat veel jongere vrouwen er niet tegen bestand waren. Aan henzelf werd sowieso niets voorgelegd. Alle tien de vrouwen die ik sprak voor mijn boek, gaven aan dat hun nooit is gevraagd wat ze zélf wilden.
Je hoort soms mensen zeggen: in die tijd deden mensen ook maar wat hun goeddunkte, ze bedoelden het goed. Maar of dat voor iedereen gold, valt te betwijfelen als je de verhalen van de vrouwen uit mijn boek leest. Een aantal van hen gaf duidelijk en meermaals aan hun kind zélf groot te willen brengen, maar er werd niet geluisterd.
Bovendien las ik tijdens mijn onderzoek teksten van psychiaters die letterlijk schreven dat afstand doen een levenslange impact zou hebben op het leven van een vrouw. Het potentiële trauma werd toentertijd dus al vermoed. Puur zeggen: zo ging het vroeger nu eenmaal, vind ik te gemakkelijk. Beleid wordt gemaakt en uitgevoerd door mensen.”
Welke lessen kunnen we leren uit de ervaringen van afstandsmoeders?
„Afstand doen in Nederland komt nog steeds voor. Jaarlijks worden er rond de twintig baby’s afgestaan. Maar er is gelukkig veel veranderd. Vrouwen worden veel beter begeleid, er is meer aandacht voor de biologische vader, en noem maar op. Tegelijkertijd is het belangrijk na te denken over de vraag: moet adoptie in de huidige vorm nog kunnen? Er is net een vernietigend rapport over misstanden bij internationale adoptie verschenen. Dat werpt de vraag op of adoptie in de huidige vorm nog wel acceptabel is. Een belangrijke vraag zal immers altijd blijven hoe je als adoptieouders zeker kunt zijn dat de biologische ouders van jouw adoptiekind uit vrije beweging hun kind hebben afgestaan.
Voor de afstandsmoeders uit de jaren vijftig tot tachtig is erkenning heel belangrijk. Dat er nu meer aandacht is voor hun verhalen, is al een grote stap. Een vrouw uit mijn boek heeft pas een gesprek gehad met de nieuwe directrice van een tehuis waar ze destijds is opgevangen. Die directrice had zelf niets te maken met het beleid van toen, maar ze bood wel haar excuses aan en zei dat het nooit zo had mogen gebeuren. Dat zijn belangrijke en noodzakelijke stappen.
Ik wil graag dat de geschiedenis van de afstandsmoeders bekend raakt, dat het een onderdeel wordt van onze nationale geschiedenis. Mij leerde het hoe diep uitsluitingsmechanismes geworteld zijn in onze samenleving, en ook hoe funest het is als dingen verzwegen worden. Dan krijg je nooit de kans het op een goede manier te verwerken.
Het verhaal gaat trouwens niet alleen over de moeders zelf, maar indirect ook over hun kinderen. Er zijn nog steeds veel kinderen op zoek naar hun biologische moeder of vader. Andersom gebeurt het ook dat de kinderen geen contact willen met hun moeder, of dat ze na tientallen jaren met elkaar in contact komen en het dan heel moeizaam verloopt. Er zou meer begeleiding voor hen moeten komen. Een kind moeten afstaan is als een steen die je in het water gooit. De eerste impact is groot, maar de rimpelingen gaan de hele vijver door, vele generaties lang.”
„Onze hereniging ging niet vlekkeloos. Bas is mijn zoon, maar toch heb ik bij hem een ander gevoel dan bij mijn andere kinderen. Aanvankelijk vond ik het lastig om dat verschil te voelen, maar inmiddels heb ik me daarbij neergelegd. Hij en ik missen veertig jaar. Omgekeerd ervaart Bas iets soortgelijks. „Je bent een vriendin en ik koester warme gevoelens voor je, maar je voelt niet als een moeder”, zei hij een keer. Ik begrijp dat. (…) Gelukkig worden we steeds opener in onze gesprekken. Zo vroeg Bas me onlangs hoe ik hem zie, en dan durf ik daar een eerlijk antwoord op te geven. En ik voel geen enkele schroom meer om mijn armen om hem heen te slaan.”
Marja Janssen
Afstandsmoeders, Christel Don; uitg. Thomas Rap; 224 blz.; € 19,99