Om de conditie op peil te houden en omdat ik het leuk vind, maak ik vrijwel elke dag een wandeling van gemiddeld zo’n veertig minuten – ergens in Jeruzalem.
Dat kan gebeuren in de wijk waar ik woon of elders in de stad, waar ik het lopen combineer met winkelen of werk.
Voor ik het huis verlaat, zegt mijn vrouw Judith vaak: „Mondkapje op en kijk goed uit.” Waarop ik steevast antwoord: „Het grootste gevaar zijn de auto’s.”
In de zomer is het wandelen onprettig vanwege de warmte tussen ongeveer tien uur ’s morgens en vijf uur ’s middags. Een paar blokjes om is in de winter op elk moment van de dag mogelijk. Zeker als het zonnetje schijnt en de temperatuur rond de tien graden schommelt, is het top. Maar met harde wind en regen is het voortstappen allesbehalve eenvoudig. Een keer kon ik nog met grote moeite vooruit komen omdat het net was of er een brandslang op mij stond gericht. Als het regenachtig of koud is, zijn alleen de doorgewinterde wandelaars en joggers nog op de been.
De aangelijnde honden zien er welvarend en weldoorvoed uit. Een vrouw loopt altijd met de riem in de ene hand en een stok in de andere. Ik veronderstel dat die is om andere viervoeters weg te houden, want sommige kunnen enorm opgewonden raken als ze een soortgenoot tegenkomen.
Tijdens het ommetje luister ik naar een podcast over politiek, theologie, of ontwikkelingen in de journalistiek. In de wijk moet ik de podcast geregeld onderbreken omdat een bekende eveneens bezig is een frisse neus te halen. Het gesprek gaat meestal over de politiek. Als de politici ter sprake komen, vallen de nuances weg. Een ander favoriet onderwerp is de coronacrisis en de maatregelen die de regering neemt om die in te dammen. De kritiek op de regering slaat dan onmiddellijk om in lof. Geen land op de wereld is erin geslaagd zo snel zo’n groot deel van het volk in te enten. En daarbij volgt de vraag: „Hoe is de toestand nu in Nederland?”
Mondkapjes zijn nog steeds verplicht in het openbaar. Als een weg omhoog loopt, kan er gemakkelijk zuurstoftekort ontstaan. Het gebruik van het mondkapje is in de praktijk dus nogal flexibel. Maar bij de tram- en bushaltes en in het openbaar vervoer dragen de passagiers dit doorgaans heel trouw.
Op straat kan van alles gebeuren. Ik heb al drie keer de politie gebeld. Eén keer dacht ik getuige te zijn van een ontvoering. Toen kwam er een aftands autootje aan, dat opeens stopte. Twee mannen sprongen eruit, liepen op een andere man af en sprongen bovenop hem. „Politie”, riepen de mannen en ik dacht dat ze wilden dat ik de politie belde. Het bleken agenten in burger.
De twee andere keren was ik een van de eersten bij een verkeersongeluk. Bij het eerste knalden twee auto’s frontaal op elkaar. De andere keer werd een vrouw door een auto geraakt op het zebrapad en bleef bewusteloos op straat liggen.
De laatste keer dat ik zelf aan een aanrijding ben ontsnapt, was ook op een zebrapad. Een auto stopte keurig om mij de andere kant van de straat te laten bereiken, maar een scooter haalde deze met grote snelheid rechts in.
Gelukkig stoppen vrijwel alle weggebruikers voordat de wandelaar ook maar een voet op het zebrapad heeft gezet. Het rondje blijft een onmisbaar deel van het leven in Israël.