Houd eenheid van Gods eigenschappen in het oog
Spreek over rechtvaardiging als vergeving. Deze oproep van dr. G. A. van den Brink (RD 13-2) vraagt om een inhoudelijke reactie. Het is namelijk van groot belang om de eenheid van Gods eigenschappen steeds in het oog te houden. God heeft immers al Zijn eigenschappen lief. Zijn volk krijgt ze ook lief.
In het artikel van Van den Brink staan belangrijke zaken. De ontdekking van Christus’ schenkende gerechtigheid ontstak in Luthers hart een vuur van verlangen dat velen dit Evangelie zouden geloven. „De ware schat der Kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God”, schreef Luther (Stelling 62). Dat vuur behoort alle predikers aan te drijven om de dierbaarheid en gewilligheid van Christus te verkondigen, opdat zondaren voor Hem worden gewonnen. Ieder moet en mag deze zeer blijde boodschap horen (Dordtse Leerregels I,3; II,5).
Toch kan ik niet meegaan met Van den Brink als hij een andere „taal en toon” zoekt in ons spreken over Gods rechtvaardigheid. Hij stelt voor om het spreken over rechtvaardiging vooral te vullen vanuit de vergeving van zonden. Ook legt hij Luther zo uit dat Gods barmhartigheid ”basaler” is dan Gods rechtvaardigheid. In het hiernavolgende wil ik proberen een en ander uit te leggen.
Al ons spreken over God moet een eerbiedig naspreken zijn van Gods Woord. Daarin openbaart God Zichzelf als de God Die Zichzelf liefheeft in Zijn wezen en eigenschappen. In al deze eigenschappen is Hij de Volmaakte. We spreken wel over Gods heiligheid als de „glans van al Gods volmaaktheden” (ds. G. H. Kersten). God is daarom ook Eén in al Zijn eigenschappen.
We noemen dit in de geloofsleer de eenvoudigheid Gods (met de klemtoon op de eerste lettergreep). Dit betekent dat Gods rechtvaardigheid behoort tot Zijn Goddelijk Wezen. Dit geldt ook voor Gods barmhartigheid. God is tegelijkertijd dé Rechtvaardige en dé Barmhartige.
Gods rechtvaardigheid is zowel vergeldend als belonend. Beide vloeien voort uit het Wezen van God. God komt op voor Zijn rechtvaardigheid, omdat Hij Zijn recht liefheeft. Dit recht handhaaft God als Hij de zonde straft. Hij handhaaft Zijn recht ook als Hij om Christus’ Borggerechtigheid zonden vergeeft en zo de zondaar rechtvaardigt.
Bovenstaande zorgt ervoor dat we Gods rechtvaardigheid niet op één lijn kunnen stellen met vergeving van zonden, al belijden we dat vergeving een rijke vrucht is uit Gods rechtvaardigheid, gegrond op de voldoening van Christus.
Middeleeuwen en Reformatie
De reformatorische theologie heeft het eisende recht van God gehandhaafd. Dat zijn geen overblijfselen uit de middeleeuwen, maar Bijbelse grondwaarheden. Het is goed dat Van den Brink artikel 23 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aanhaalt. Maar dan is het ook belangrijk om de Heidelbergse Catechismus (HC) aan te halen (Zondag 4 en 5). Daarin klinkt Gods rechtvaardige eis tot betaling duidelijk door. God eist Zijn beeld terug, van ons allemaal!
Wat is dan de beslissende wending van de Reformatie ten opzicht van de middeleeuwen? De Reformatie liet het niet aan de mens over om aan Gods gerechtigheid te voldoen. Luther kende Gods eisend recht, maar niet Gods schenkend recht in Christus. Hij werkte en liep vast, maar mocht leren door het geloof te leven.
Toen hij dit tot zijn grote vreugde leerde kennen, handhaafde hij evenwel de Bijbelse betekenis van Gods eisend recht. Waarom? We laten hem (enigszins samenvattend) aan het woord in zijn verklaring van de brief aan de Galaten: De verkondiging van de genadige vergeving der zonden om Christus’ wil vindt geen ingang in het hart en smaakt niet, omdat er een geweldig rotsblok en een muur van harde diamanten, namelijk de inbeelding van eigengerechtigheid, waarmee het hart zelf bezet is, in de weg staat. Daarom is de wet als een sterke hamer nodig om ons te verbrijzelen. Waartoe? Opdat de zondaar God rechtvaardigt en belijdt dat hij een schuldenaar is aan de eeuwige dood en verdoemenis.
Rechtszaal
Volgens Luther bestaat het eerste gedeelte van het christendom daarom in de openbare belijdenis van berouw en kennis van zichzelf. De wet maakt klein en nederig, en op die wijze bereidt zij tot rechtvaardiging en drijft zo tot Christus. Het zijn woorden van Luther, maar wezenlijk zegt Calvijn niet iets anders als hij voortdurend wijst op de trotsheid en inbeelding van de mens die moeten worden gebroken.
Inderdaad zijn dit zaken met de „klankkleur van de rechtszaal”. Het zijn ten volle Bijbelse klanken die in de prediking niet gemist mogen worden. Komen we dan niet verder dan de wet? Inderdaad, nee. Wat is het onmogelijk om dit hartelijk over te nemen! In de rechtvaardiging komt de zondaar niet verder dan een overtreder van de wet die hem veroordeelt (zie HC, Zondag 23). Juist dan wordt het wonder zo groot dat God niet rechtvaardig verdoemt, maar om Christus’ wil rechtvaardig vrijspreekt. Inderdaad, dit is de rechtvaardiging van de goddeloze.
Drieslag
Samengevat, rechtvaardigheid is een éigenschap van God. Vergeving is een dáád van God Die rechtvaardig is. Het is echter niet de enige daad van de rechtvaardige God. Daarom is het nodig dat de prediking niet (eenzijdig) nadruk legt op één eigenschap van God. Ons zondige hart kiest zo gemakkelijk voor één eigenschap ten koste van de andere. Antwoord 11 van de HC waarschuwt daartegen.
In de waarachtige bekering krijgt een zondaar met God te maken. Dat gebeurt door middel van de wet, die Gods heiligheid uitdrukt. Deze eist en veroordeelt wat voor Hem niet kan bestaan. Het wonder is dat Gods Geest in het hart liefde tot God schenkt, in al Zijn eigenschappen. Het beroep op Gods barmhartigheid in de Bijbel gaat daarom niet om buiten de belijdenis van Gods rechtvaardigheid en eigen schuld (zie bijvoorbeeld Nehemia 1; Psalm 25 en 51; Daniël 9).
Zo is en blijft de mens in zichzelf een gevallen zondaar, die net als Adam ter verantwoording wordt geroepen. Dat doet God door de wet, die ook in het stuk van de dankbaarheid blijft functioneren (HC, Antwoord 115). Zo wordt én blijft Christus noodzakelijk als Zaligmaker van zondaren. Zo wordt Hij ook dierbaar als Middelaar tussen de heilige God en de goddeloze zondaar. Dat Borgwerk is voor de apostel grond voor de opwekking om met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon der genade (Hebreeën 4:16).
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Middelburg-Centrum.