Niet elk Kamerlid kan als Omtzigt zijn, maar de lat moet wel hoog liggen
Burgers echt horen en het kabinet op onafhankelijke wijze controleren; die taak neemt een Kamerlid nooit té serieus. De affaire rond de kinderopvangtoeslagen scherpt parlementariërs hierin op.
Kleine dingen kunnen in een debat veel zeggen. Neem de geamuseerde blik waarmee GL-leider Klaver naar CDA-Kamerlid Omtzigt keek toen deze, in het Kamerdebat van dinsdag over de affaire rond de kinderopvangtoeslagen, het kabinet onder vuur nam. Zijn gezicht straalde iets uit van: tjonge, die durft! Of: nou, Mark, wat ga je dáár op antwoorden?
Nog zo’n dingetje. Het moment dat PvdD-leider Ouwehand aan Omtzigt, met enige verbazing in haar stem, vroeg: „Vraagt u dit echt namens de hele CDA-fractie?” Alsof ze zich zo’n drieste houding van een coalitiepartij niet kon voorstellen.
Beide momenten illustreren hoe de achterliggende jaren de ster van Pieter Omtzigt gerezen is, hoe er allerwege bewondering bestaat voor –en ook wel verbazing over– de wijze waarop de Tukker zijn ambt als volksvertegenwoordiger uitoefent.
Die bewondering betreft om te beginnen zijn werkkracht en feitenkennis. Waar SP-leider Marijnissen dinsdag al meteen moest bekennen dat zij het dikke dossier dat het kabinet ter elfder ure naar de Kamer stuurde, amper had kunnen lezen, leek Omtzigt zo’n bekentenis niet te hoeven doen.
Zeker, de parlementariër die in dit belangrijke debat als enige niet-fractievoorzitter het woord voerde, stond met kleine oogjes van ontbeerde nachtrust achter het spreekgestoelte. Maar hij stond er. En hij wist zoals altijd van de hoed en de rand.
Dat Binnenhofbewoners steeds meer respect voor hem krijgen, houdt in de tweede plaats verband met zijn rechtvaardigheidsgevoel, rechtlijnigheid en volhardendheid. Heeft hij zich vastgebeten in een zaak die zijns inziens niet deugt, dan laat hij niet los voordat de onderste steen boven is.
Maar de belangrijkste reden voor verbazing en soms zelfs ontzetting van collega’s is dat de christendemocraat de hoofdtaak van een Kamerlid –het controleren van de regering– bloedserieus neemt. En dat hij als coalitie-Kamerlid het kabinet net zo fel op de huid zit als hij zou doen als oppositiewoordvoerder.
Iedereen in de Kamer beseft: zo moet het eigenlijk. Zaakgericht debatteren. Niet bij voorbaat uit zijn op het beschadigen van ministers, maar op gerechtigheid voor elke burger. Je weinig gelegen laten liggen aan termen als rechts en links (Omtzigt werkt moeiteloos samen met SP-Kamerlid Leijten). En je zo min mogelijk laten insnoeren door regeerakkoorden en coalitiebelangen.
Maar veel politici weten ook: zo gebeurt het in de praktijk weinig. Zo bezien was het debat van dinsdag iconisch en voor Kamerleden en ministers van opscherpende en opvoedende waarde.
Daarmee is niet gezegd dat elk Kamerlid een Omtzigt kan of moet zijn. Zoals niet elke journalist een Woodward of Bernstein (de verslaggevers die in 1972 in de VS het Watergateschandaal aan het licht brachten) kan of moet zijn.
Nee, in politiek Den Haag zijn behalve bijters en terriërs altijd ook oliemannetjes en coalitiesmeders nodig. Maar iets van de gedrevenheid, onversaagdheid en vooral onafhankelijkheid van de nummer twee op de CDA-kandidatenlijst zou elke volksvertegenwoordiger wel moeten hebben. Daar knapt het Binnenhof van op, meer nog dan van vijf jaar renovatie van gebouwen.