De lockdown in ons land wordt verlengd, kondigde premier Mark Rutte dinsdag aan. Tegelijk liet hij weten dat er opnieuw extra geld beschikbaar komt om de economische schade te beperken. De overheid strooit in de coronacrisis met enorme bedragen. Het kan niet op, lijkt het. Een aantal vragen.
Welke steuninstrumenten zijn er allemaal?
Te veel om op te noemen. In een rapportage van vorige maand schreef de Algemene Rekenkamer dat er tot dan toe 179 financiële maatregelen waren getroffen. De bekendste en voornaamste zijn de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) en de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). In de fiscale sfeer is er de mogelijkheid van uitstel van belastingbetaling. Bepaalde zwaar getroffen sectoren ontvangen extra steun, zoals horeca, winkeliers, evenementen en cultuur.
Al die hulppakketten hebben tot doel faillissementen te vermijden en banen te behouden. De NOW is veruit de duurste variant. Ondernemers die een omzetverlies lijden van minimaal 20 procent, krijgen op basis van deze voorziening een groot deel van de loonkosten vergoed.
Hoeveel geld is er met al die regelingen gemoeid?
Het is in ieder geval qua omvang een niet eerder vertoonde operatie. Zo bleef bij de financiële crisis, die in het najaar van 2008 uitbrak, een snel en grootschalig overheidsingrijpen achterwege.
Het hangt er uiteraard van af welke uitgavenposten en inkomstentegenvallers in de berekeningen worden meegenomen. In het derde overzicht van de Rekenkamer, van begin december, stond de teller van coronagerelateerde uitgaven voor 2020 en 2021 op 46 miljard euro. Daarin zitten bijvoorbeeld ook de bonus voor zorgpersoneel en de kosten van het testen, maar niet de tientallen miljarden die gemoeid zijn met afgegeven garanties en gederfde belastinginkomsten.
Inmiddels zijn we anderhalve maand verder, met flink gewijzigde omstandigheden en perspectieven. We verkeren in een langere en strengere lockdown dan eerder verwacht. Dat betekent dat de rekening verder oploopt.
Waar komen al die miljarden vandaan?
De rijksoverheid leent de benodigde bedragen op de internationale financiële markten. Zij geeft staatsobligaties uit. Die worden gekocht door grote beleggers als pensioenfondsen, banken, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsinstellingen. Dankzij het ruime geldbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) circuleert er volop kapitaal dat om een bestemming vraagt.
Bovendien doet Wopke Hoekstra als minister van Financiën goedkoop zaken. De rente is immers extreem laag, soms zelfs negatief. Op diverse staatsleningen krijgt hij geld toe. De rentelasten die op de begroting drukken, vormen daardoor geen knelpunt.
Maar deze grootschalige hulpverlening door de overheid kan toch niet eindeloos doorgaan?
Nee dat niet, maar voorlopig is het geen probleem. Hoekstra verzekerde in maart al dat het kabinet diepe zakken heeft en dat die helemaal leeg mogen. Door al dat lenen zwelt wel de staatsschuld aan. Volgens de Europese spelregels mag die de 60 procent van het bruto binnenlands product (bbp) niet overtreffen. Deze bepaling is gezien de uitzonderlijke situatie tijdelijk buiten werking gesteld. Maar in Nederland blijft ondanks alle steunfaciliteiten de schuld tot dusver beperkt tot rond die 60 procent. Daarmee scoren wij dus erg goed.
Sommige andere EU-lidstaten staan er minder florissant voor. Vermeden moet worden dat een land zo’n grote schuld krijgt dat daar de rente gaat stijgen, dat de betrokken regering daardoor steeds duurder uit is en in moeilijkheden raakt. Dat gebeurde in het verleden met Griekenland. Ditmaal kwam de ECB meteen nadat de crisis toesloeg in actie met een programma om massaal obligaties op te kopen. De omvang daarvan is later verhoogd tot maar liefst 1850 miljard euro. Geen gebrek daardoor aan afname van de obligaties die worden uitgegeven. Het houdt de rente laag en helpt landen om meer kapitaal te kunnen aantrekken.
Waardoor heeft Nederland in deze crisis een relatief geringe staatsschuld?
Nederland kende een gunstige uitgangspositie. Dat valt te danken aan het zuinige beleid in voorgaande jaren. Er gingen toen, bij een florerende economie, stemmen op om de budgettaire teugels te laten vieren, maar het kabinet gaf aan die oproepen geen gehoor. Nu profiteren we daarvan. Inderdaad, de zakken zijn diep, zoals Hoekstra aangaf.
Niettemin, al het geld dat we nu lenen moet toch een keer worden terugbetaald?
Zeker, vroeger of later. Dat noopt dan tot bezuinigen of belastingen verhogen. Voorlopig klinkt echter het pleidooi, onder meer van president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank, om niet te vroeg de weg in te slaan van sanering van de overheidsfinanciën. Ombuigen gaat makkelijker als de economie weer volop groeit. Maar hoe dan ook: lenen, leven op de pof, houdt altijd in dat lasten worden verschoven naar de toekomst. De rekening volgt later.