Timmerman Tim Stomphorst (20) is vier dagen per week, van zeven tot vijf, op de bouwplaats te vinden. Als er een vloek klinkt, zegt hij er iets van. Maar uitleggen wat hij gelooft is lastig. „Soms begrijp ik het zelf ook niet.”
De contouren van het imposante huis in jarendertigstijl tekenen zich duidelijk af tegen de ochtendhemel. Tim Stomphorst, in overall, staat aan de rand van het terrein in Achterberg en bekijkt het bouwwerk van een afstandje. „We zitten in de laatste fase”, zegt hij. Er klinkt trots door in zijn stem. Met twee collega’s heeft de allround timmerman in opleiding de afgelopen maanden gedacht, gebouwd en getimmerd aan dit project. „We maken werkdagen van negen uur.”
Eerder die dag. Het is halftien en Tim zit met zijn collega’s aan tafel in de keet. Tijd voor ontbijt, het tweede van vandaag. „We beginnen om zeven uur, dus we hebben alweer trek”, lacht Hendrik van de Reedoolaard. Hij is allround timmerman en leert Tim de fijne kneepjes van het vak.
In de keet is het behaaglijk warm, buiten waait een decemberwind. Het is vrijdag, de laatste dag voor de kerstvakantie. „We maken alles vakantieproof”, zegt Hendrik.
„Ik ben klaar met de opleiding tot timmerman, maar wil graag doorgroeien”, vertelt Tim. „Nu combineer ik dit werk met een opleiding tot allround timmerman aan het Hoornbeeck College in Amersfoort. Daar leer ik leidinggeven en ingewikkeldere timmertechnieken. Ik heb vooral ervaring nodig en die doe ik hier op. Ik loop al twee jaar samen met Hendrik, hij is een goeie maat.”
Rekenen
Aan het landelijke huis in Achterberg kunnen de timmermannen hun hart ophalen. „Er zit veel houtwerk in. Dat vinden wij natuurlijk prachtig”, zegt Tim. Hij wijst naar de eikenhouten veranda achter het huis. Binnen zijn de plafonds netjes afgetimmerd. Vandaag moeten er houten boeiboorden aan de gevel vastgemaakt worden. „Dat is het mooiste werk”, zegt Hendrik, terwijl hij lange witte planken op de boorden spijkert: de sierlijsten. „Dit houtwerk blijf je altijd zien.”
Een timmerman gebruikt niet alleen een hamer, maar ook zijn hoofd, zegt Tim. „Ik ben constant aan het rekenen.” Hij wijst naar het dak, waar de pannen nog op moeten. „Het is belangrijk om goed te kijken hoeveel dakpannen ik tussen de nok en de onderkant van het dak neerleg. Het moet precies uitkomen. De tekeningen zijn er al, maar daarmee ben ik er nog lang niet.”
„Ik moet in de bouw altijd vooruitdenken, alles wat ik doe heeft gevolgen.” Tim gebaart om zich heen. Het boerenerf, nu getransformeerd tot bouwterrein, is schijnbaar willekeurig ingericht: hier een keet, daar een silo met droge mortel, her en der planken om met droge voeten over het modderige terrein te lopen. Maar schijn bedriegt. „Ik moet heel goed nadenken over de inrichting”, vertelt Tim. „Als je de container voor het bouwafval op de verkeerde plek neerzet, krijg je het nooit meer afgevoerd.”
Vooroordeel
Veel mensen denken dat bouwvakkers „domme krachten” zijn, vertelt Tim. „Ik was een keer met vrienden mee, ergens wat drinken. We raakten aan de praat met een jongen van het hbo, een ander studeerde rechten aan de universiteit. „Ben je timmerman?” vroegen ze. „Dan kun je zeker niet goed leren?” Loop maar een keer mee, denk ik dan.”
Hardnekkige vooroordelen over de bouw komt Tim vaker tegen. „Mensen vinden ons niet alleen dom, maar ook lomp. En inderdaad, we lopen niet in een stropdas, bivakkeren in een keet en hebben vieze handen.” Hij kijkt om zich heen over het modderige bouwterrein, waarover een waterig zonnetje schijnt. „Maar ruw zijn we echt niet.”
Bouwvakkers zijn groepsmensen, zegt Tim. „We werken altijd samen, in ieder geval met z’n tweeën. Een timmerman heeft contact met alle mensen die rondlopen op het bouwterrein: de elektricien, de metselaar, de ramenzetter. Natuurlijk bouwen we met z’n allen, maar timmermannen zijn onmisbaar.”
Radio
Op het bouwterrein staat een glimmend zwarte bestelbus, vol gereedschap en bouwmateriaal. ”M. Polman bouwbedrijf” staat erop. Tim werkt nu twee jaar bij de Betuwse onderneming.
Het bedrijf is christelijk, vertelt Tim. Zijn baas gaat naar de kerk, radiomuziek staat uit en collega’s vinden bidden voor het eten volkomen normaal.
Tim koos bewust voor deze werkgever, maar daarin woog de christelijke identiteit niet zwaar mee. „Ik zou ook bij een niet-christelijk bedrijf kunnen werken. Maar fijn is een christelijke werkgever wel. Ik hoef nooit om stilte te vragen voor het eten. En vloeken hoor ik bijna nooit.”
Dat er tijdens het werk geen radiomuziek klinkt, is sinds dit jaar een officiële regel binnen het bedrijf. Een goede zaak, vindt Tim. „Er is een duidelijke lijn getrokken. Dat is fijn, anders wordt het weer een discussiepunt tussen collega’s of de radio aan mag. Maar als er wel muziek aan staat, stoor ik me daar niet aan. Alleen als het te hard staat, zeg ik er iets van.”
Bidden
Op het bouwterrein lopen vaak niet alleen directe collega’s rond, maar ook onderaannemers van allerlei bedrijven. Dat zijn niet altijd christenen. „Als ik met hen werk, probeer ik me hetzelfde te gedragen als altijd. Ik bid en dank bijvoorbeeld nog steeds voor de maaltijd.”
„Soms krijg ik daar vragen over. „Waarom doe je dat? Je eten smaakt er niet anders door”, zeggen ze dan. Dan leg ik uit dat ik het bidden van huis uit heb meegekregen. Ik blijf het doen, omdat God mij dat eten heeft gegeven.”
Zondags bezoekt de Achterberger de plaatselijke hervormde gemeente. „Pas ging het op catechisatie over hoe je uitlegt wat je gelooft.” Op het Hoornbeeck College, waar Tim één dag in de week in de schoolbanken zit, is het vak godsdienst verplichte kost. Studenten praten in de godsdienstles met elkaar over hoe ze zich als christen moeten gedragen op hun werk.
„We leren de mening van andersdenkenden begrijpen”, zegt Tim. „En we krijgen van de docent tips. Hoe laat ik zien dat ik christen ben? Door op tijd op het werk te komen bijvoorbeeld.”Tim aarzelt en kijkt even voor zich uit. Het zicht vanaf de steiger is weids, boven de weilanden aan de overkant van de weg hangt mist. „Ik vind het lastig, praten over mijn geloof met mensen die niet geloven”, zegt hij. „Eigenlijk heb ik te weinig kennis. Vooral als ik praat met een oudere bouwvakker met veel ervaring weet ik niet goed wat ik moet zeggen. Die mensen zijn vaak snel met hun woorden.”
Op veel vragen heeft Tim zelf ook geen antwoord. „Het aan een ander uitleggen is dan moeilijk. Ik snap bijvoorbeeld niet waarom het coronavirus er is. Waarom laat God dat gebeuren? Maar ik denk dat we dat ook niet kunnen begrijpen.”
„Wat ik nodig heb, is meer ervaring”, denkt Tim. „Dat ik het vaker met niet-gelovigen heb over de Bijbel. Ik begin nooit uit mezelf over wat ik geloof.” Eerlijk: „Het zou fijn zijn als iedereen hetzelfde zou geloven. Maar ik ben eigenlijk niet zo bezig met anderen overtuigen van mijn geloof.”
Als er op de bouwplaats een vloek klinkt, probeert Tim er wel iets van te zeggen. „Dat doe ik omdat Gods Naam heilig is. Maar”, voegt hij eraan toe, „als zo iemand op dat moment kwaad is omdat er iets misging, werkt dat ook niet. Dan is het juist olie op het vuur.”
Lamp
Via steigers –„die hebben we ook zelf neergezet”– klimt Tim naar de eerste verdieping van het huis in aanbouw. In elk plafond is een staaltje vakkundig timmerwerk zichtbaar. Boven de trap moet volgens de tekeningen een kroonluchter komen te hangen. „We hebben al precies berekend waar die komt. We hebben het plafond zo gemaakt dat het de lamp kan dragen”, legt Tim uit.
Vakmanschap leert Tim niet alleen op het Hoornbeeck, maar ook bij het opleidingsbedrijf ReVaBo in Oosterbeek. Tim komt er twee keer per jaar. Het bedrijf verhuurt hem voor klussen op allerlei plekken, en daar komt Tim andere bouwvakkers in opleiding tegen.
Met vrienden van de ReVaBo drinkt Tim in het weekend vaak een biertje. „Zij stellen me weleens scherpe vragen. Hoe weet je dat God bestaat? Dat kun je bijvoorbeeld zien aan de natuur, zeg ik dan. Hoe is die er anders gekomen?” Wie geloofsvragen wil beantwoorden, heeft volgens Tim veel geduld nodig. „En dat heb ik te weinig. Ik ben er denk ik niet de goede persoon voor.”
Vanaf het begin open zijn is belangrijk, vindt Tim. „Vertel gelijk dat je christen bent. Als ik na drie of vier weken opeens om stilte vraag voor mijn eten, ben ik niet geloofwaardig meer.”
Het is één uur, tijd voor de lunch. Op vrijdag staat er steevast patat op het menu, dus staat de tafel vol met witte, dampende zakken. De mannen zijn toe aan een warme hap. Rond de tafel buigen ze kort hun hoofd.
Nog een middagje, dan is het voor de bouwvakkers vakantie. Daarna wacht het timmerwerk weer. „Ik zou me meer willen verdiepen in de Bijbel”, reflecteert Tim. „Als ik vragen krijg over wat ik geloof, weet ik hoe ik moet antwoorden.”