Column (Hanneke Schaap-Jonker): Opgebrande ouders
Elke ouder heeft het weleens: dat je moe bent door je kinderen, snel geïrriteerd bent, dat je jezelf als ouder tegenvalt of er last van hebt dat het anders loopt in je gezin dan je zou willen. Gelukkig gaat dat meestal weer voorbij.
Helaas is dat niet altijd zo. Soms raken ouders burn-out door hun kinderen. Ouders zijn dan (1) helemaal uitgeput door het ouderschap, zowel emotioneel als fysiek. Bij het wakker worden zijn ze al moe bij het idee om weer een dag met de kinderen te moeten doorbrengen. Basale zorg bieden is eigenlijk al te veel gevraagd. Om energie te sparen (2) trekken ze zich emotioneel terug. Ze voelen minder emotie naar hun kinderen toe en zijn minder op hen betrokken. Er is emotionele afstand. Ze doen wat ze moeten doen en meer lukt niet. Hierbij (3) herkennen zij zichzelf niet meer als de ouder die ze vroeger waren en nu willen zijn. Ze voelen zich mislukt als ouder en kunnen er niet meer van genieten om samen te zijn met de kinderen. Deze symptomen zijn er niet af en toe een beetje, maar vaak en veel.
Door de coronacrisis, waarbij ouders en kinderen met regelmaat samen in lockdown zitten, is er meer aandacht voor burn-out van ouders. Verschillende wetenschappers stellen dat dit een belangrijk aandachtspunt is in de huidige situatie, ook voor de ggz. Burn-out van ouders gaat immers samen met allerlei problemen, zoals (alcohol)verslaving om te ontsnappen aan de situatie, agressie richting kinderen of mishandeling, slaapproblemen (door prikkelbaarheid), spanningen in het huwelijk. Suïcidale gedachten komen eveneens voor.
Zowel moeders als vaders raken burn-out door hun kinderen, maar moeders vaker. Als ouder loop je meer risico wanneer je perfectionistisch bent, het lastig vindt om met stress of emoties om te gaan, als je emotionele of praktische steun mist van je partner of van je netwerk, als je opvoeden lastig vindt, of als je een kind hebt met een ziekte, een handicap, autisme of ADHD. Ouders die parttime werken of volledig bij de kinderen thuis zijn, lopen ook meer risico.
Risicofactoren hoeven op zich geen probleem te zijn, als er maar steunende factoren tegenover staan. Denk aan een hobby waar je energie uit haalt, aan steun van de andere ouder of van je omgeving. Juist de onbalans tussen risicofactoren en steunbronnen zorgt ervoor dat je uitgeput raakt. Maatschappelijke factoren kunnen hierin meespelen, zoals de druk om het perfecte plaatje te laten zien: kinderen moeten leuk zijn, net zoals alles in het leven. Je moet ervan genieten. Maar soms heb je te lijden onder gebrokenheid en is het helemaal niet leuk.
Wat is wijsheid in zo’n situatie? Belangrijk zijn in ieder geval vier P’s:
1. Pauze: Neem geregeld rustmomenten voor jezelf. Ga bijvoorbeeld even alleen een wandeling maken terwijl je partner bij de kinderen is. Je kunt alleen goed voor je kinderen zorgen als je ook voor jezelf zorgt.
2. Praat erover en vraag hulp. Dat is soms gemakkelijker gezegd dan gedaan, want je kunt je ervoor schamen dat je eigenlijk klaar bent met je kinderen. Er lijkt hier sprake van een taboe, en dat maakt het ingewikkelder. Toch helpt het als je netwerk betrokken is, als anderen je praktisch ondersteunen, als kinderen een middag gaan spelen bij een vriendje. Zoek daarom iemand die je vertrouwt, die een luisterend oor kan bieden, niet direct oordeelt en kan meedenken, en deel je probleem. De kerkelijke gemeente kan hier een waardevolle rol spelen.
3. Perfectionisme vermijden: je hoeft niet perfect te zijn als ouder, goed is goed genoeg. Falen mag, opnieuw beginnen ook.
4. Positieve ervaringen creëren, bijvoorbeeld door iets onverwachts te doen (pannenkoeken bakken), door een gezellig moment te maken, door een groot kleed over de eettafel, waardoor die opeens een hut wordt. Blijf oog houden voor de dingen die wel goed gaan.
Voor ons allemaal is er de O van oog. Kijk eens om je heen. Welke ouder kun jij steunen?
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.