Klimaat komt steeds vaker op bordje van de rechter
De klimaatzaak tegen Shell past in een bredere trend. In de afgelopen jaren groeide het aantal rechtszaken tegen overheden en bedrijven rap. Klimaat is steeds meer een zaak van de rechter geworden.
Een primeur. Zo kun je de Nederlandse Urgendazaak wel noemen. Wereldwijd haalde het de krantenkoppen in 2015. De Nederlandse overheid moest van de rechter meer doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Er werd gesproken van een „mijlpaal”, „een historische uitspraak” en van „precedentwerking”, oftewel een oordeel waarop rechters zich zullen gaan beroepen.
In de Verenigde Staten, waar een claimcultuur heerst en er om het minste of het geringste een rechtszaak wordt aangespannen, waren begin deze eeuw de eerste processen rond klimaatverandering. Dit vond internationaal steeds meer navolging. Inmiddels passeerden er al meer dan duizend procedures. Een opmerkelijk voorbeeld: in 2016 dienden bijna 500 Zwitserse oma’s, de KlimaSeniorinnen, een klacht in tegen de Zwitserse overheid vanwege het beperkte klimaatbeleid. Een andere in het oog springende zaak is die van een Peruaanse boer die 23.000 euro vergoeding eist van het Duitse energiebedrijf RWE. Het smeltwater van gletsjers bedreigt zijn huis. De rechter oordeelde al dat het overstromingsgevaar kleiner zou zijn als RWE minder CO2 zou uitstoten. De boer is nu aan zet om bewijs te overhandigen om ook de schadevergoeding binnen te slepen.
„De ontwikkeling lijkt onstuitbaar”, signaleert Kars de Graaf, hoogleraar bestuursrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hij zag met de uitspraak in de Urgendazaak de rechtsnorm rond klimaat verschuiven. Veel juristen waren verrast over die ontwikkeling, stelt De Graaf. „Niet eerder werden mensenrechten en het aansprakelijkheidsrecht zo expliciet toegepast op het tegengaan van klimaatverandering. En al ondertekenden bedrijven geen mensenrechtenverdragen, toch worden ook ondernemingen geraakt door deze verschuiving. De vraag die overblijft: doet een overheid of een bedrijf als Shell voldoende om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen of is er sprake van maatschappelijk onzorgvuldig handelen?”
De Graaf ziet overeenkomsten met de rechtsontwikkeling rond asbest en tabak. „Zo konden asbestbedrijven nog heel lang doorgaan met de productie van de gevaarlijke stof, terwijl bekend was dat het niet gezond was. Er moest een rechter aan te pas komen om dat te stoppen. Die oordeelde dat de bedrijven maatschappelijke zorgvuldigheid moesten betrachten.”
Climate Principles
Iemand die deze rechtsontwikkeling al jaren geleden zag aankomen, is Jaap Spier, oud advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Sterker nog, hij beschreef het recht al op deze manier in de Oxford Principles in 2015 – als initiatiefnemer en een van de opstellers. Die principes kregen in 2018 een opvolger in the Climate Principles for Enterprises (klimaatprincipes voor bedrijven).
De principes leggen vast wat landen en bedrijven zouden kunnen doen om hun uitstoot te beperken. „Zo stellen we dat bedrijven zich moeten onthouden van het maken van luxeproducten die excessief broeikasgassen uitstoten. Of dat ze letten op uitstoot van leveranciers in de keten. Ook zouden accountants bij de beoordeling van jaarverslagen klimaatverplichtingen moeten meenemen. Daar is nu nog geen enkele belangstelling voor.”
De principes zijn onderschreven door een grote groep vooraanstaande juristen, zegt Spier. „Het is duidelijk geen onzin, maar ook niet noodzakelijkerwijs juist. Het is onze interpretatie van hoe het recht op dit moment luidt of van hoe het zich gaat ontwikkelen.”
De trend dat overheden en bedrijven juridisch worden aangepakt, ziet Spier als een noodzakelijke stap. „Er moet iets gebeuren. Om de klimaatverandering aan te pakken hebben we nog maar een paar jaar. Als we de uitstoot niet serieus terugbrengen, zijn we te laat. Het starten van procedures is niet fijn, maar ik vrees dat het nodig is.”
Of het wenselijk is dat rechters op de stoel van de politiek gaan zitten? Nee, vindt Spier. „Uiteraard is het wenselijker als overheden en bedrijven zelf actie ondernemen. Alleen, als overheden internationale verdragen accepteren, moeten ze die ook nakomen. In een democratische rechtsstaat is er niets mis mee als een rechter naleving eist. Ook bedrijven moeten zich aan het recht houden. Dat het recht niet helemaal duidelijk is, betekent niet dat er geen juridische verplichtingen bestaan.” De principles dienen ook om het debat aan te jagen over de verantwoordelijkheden en verplichtingen van overheden en bedrijven. Spier ziet die discussie kantelen. Al durft hij niet te zeggen of de principles daarbij een rol spelen. „Al zijn er wel internationale organisaties die ernaar verwijzen in rapporten. Ook ngo’s tonen hun belangstelling in de principles.”
Nog geen enkel bedrijf ondertekende de principles. Hoewel er wel bedrijven op zijn bevraagd, zegt Spier. „Veel ondernemingen geven de voorkeur aan het wachten op heldere regelgeving van overheden. In een ideale wereld komen die regels er. Maar wachten op politici is de dood in de pot vinden, als het gaat om klimaatverandering.”
De ontwikkeling van de rechtspraak rond klimaat valt niet los te zien van een bredere trend waarbij het thema natuur en milieu meer aandacht krijgt. Zo werd vorige week bekend dat er een panel komt met internationale topadvocaten die een definitie van de term ecocide gaan opstellen. De roep om het vernietigen van ecosystemen te bestempelen als potentiële internationale misdaad klinkt steeds luider. Ecocide zou daarmee vergelijkbaar worden met oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen de menselijkheid.