„De basisschool is een onderwijsinstituut, geen jeugdhulpinstelling”
Hoe ervaren ‘gewone’ leerkrachten passend onderwijs? „Kinderen met leerproblemen kunnen we nog wel helpen, maar kinderen met gedragsproblemen zijn in het speciaal onderwijs veel beter af.”
Praktijkvoorbeeld. Een groep 5 van ruim twintig leerlingen. Van één kind is bewezen dat hij ADHD heeft: het is snel afgeleid en vertoont hyperactief gedrag. Een andere leerling wordt getest op ADD, een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. Daarnaast zitten er nog twee kinderen in de klas die er maar moeilijk tegen kunnen als er iets verandert in de structuur van de dag. Ze worden dan heel druk.
Dan zijn er nog drie leerlingen die op hun eigen niveau rekenen én een paar kinderen die veel extra hulp nodig hebben bij het gewone werk. Die extra hulp krijgen ze buiten de klas. Dus bijvoorbeeld na de klassikale uitleg van de rekenles, vertrekken er vijf kinderen naar een aparte ruimte waar een onderwijsassistente hen helpt. Ook de leerling met ADHD gaat daar heen.
De juf heeft een goed gevoel bij de vijf kinderen die extra hulp krijgen in vakken zoals rekenen, taal en spelling. Ze vindt dat die leerlingen prima op de reguliere basisschool de hulp krijgen die ze nodig hebben. Compleet anders is dat bij de leerlingen met gedragsproblemen. „Van het kind met ADHD heb ik het gevoel dat hij veel te weinig leert. Ik denk dat dit kind is in het speciaal basisonderwijs veel beter op zijn plaats. Daar mag hij zijn wie hij is, zonder in een onderwijssysteem geduwd te worden waar hij de kwaliteiten niet voor heeft.”
Het is vooral vanwege het welbevinden van alle leerlingen dat deze juf het passend onderwijs voor kinderen met ernstige gedragsproblemen geen succes vindt. De leerling met ADHD wordt nu zo vaak uit de klas gehaald dat hij buiten de groep komt te staan. Hij hoort er niet meer bij. „Het gebeurt vaak dat hij in zo’n erge mate overprikkeld is dat hij buiten de klas moet gaan werken, ook als er geen onderwijsassistente beschikbaar is om hem individueel te helpen.” De ‘gewone’ leerlingen lijden onder het gedrag van hun hyperactieve klasgenoten. „Een groot deel van mijn tijd gaat naar leerlingen die extra aandacht vragen. De rest van de groep moet het dan zonder doen.”
Herkenbaar
Het is maar een van de vele praktijkvoorbeelden die leden van de Kontaktvereniging voor Leerkrachten en Studerenden (KLS) aanreiken. Maar het is wel een verhaal dat voor meerdere meesters en juffen van de KLS herkenbaar is. Slechts een enkeling wil er met naam en toenaam iets over zeggen, de anderen blijven liever anoniem. De algemene teneur van de reacties is: leerlingen met leerproblemen kunnen we over het algemeen nog wel helpen, maar als het om ernstige gedragsproblemen gaat, is passend onderwijs geen oplossing.
Een andere waarneming is dat er nu veel meer kinderen zijn met gedragsproblemen dan tien tot twintig jaar geleden. „De gezinnen zijn ook anders”, signaleert een leerkracht. „Er is meer onrust, meer werkende moeders, meer gerichtheid op geld verdienen. Maar ondertussen is er minder echte, informele aandacht voor de kinderen. Mensen willen wel qualitytime doorbrengen met hun kinderen, maar het is juist zo belangrijk om er ook te zijn als de kinderen uit school of van vriendjes vandaan komen.”
Die rust thuis is superbelangrijk, vindt ook een kleuterjuf uit het midden des lands. „Ik zie het persoonlijk als een groot minpunt dat heel veel kinderen werkende moeders hebben en van de ene oppas naar de andere oppas gesleept worden. Geen wonder dat ze ’s avonds niet te hanteren zijn. Ik zie deze kinderen op school genieten van de rust en de structuur. Omdat ze die thuis niet meer krijgen.”
Ouders stellen wel in toenemende mate hoge eisen aan het onderwijs aan hun kinderen. „Kinderen worden door ouders en opvoeders meer gezien als individuele persoonlijkheden. Waarvoor het allerbeste gezocht moet worden voor het hier en nu”, signaleert een juf. „Jonge ouders, maar ook beginnende leerkrachten, zijn zelf voor een groot deel als wereldgerichte, egocentrische mensen opgevoed. Daardoor versterken zij gedragingen vaak tot problemen. Vervolgens komen zij samen met de kinderen in een vicieuze cirkel terecht.”
Knellen
De complexiteit rondom leerlingen met gedragsproblemen gaat steeds meer knellen in het reguliere basisonderwijs. „Vorig jaar had ik twintig leerlingen, van wie vijf met een gedragsdiagnose. Dan hebben we het over een kwart van mijn klas”, vertelt een meester. „Die leerlingen vragen zo veel tijd dat je aan andere leerlingen niet toekomt. Daardoor krijgen zij ook problemen in hun ontwikkeling, zowel sociaal-emotioneel als cognitief. Ik zie dat Cito-scores lager uitvallen in klassen met veel probleemleerlingen.”
„Ik voel mij vaak tekortschieten tegenover de ‘gewone’ leerlingen”, zegt een 39-jarige kleuterjuf. „Ik heb dertig kleuters in de klas, drie kinderen hebben een ‘belemmering’, twee van hen krijgen intensieve begeleiding. Wat doet dit met de andere leerlingen? Zij denken dat die drie klasgenoten altijd leuke dingen mogen. Zij zien alle aandacht naar die drie gaan. Wat doe ik met dat stille meisje wat ‘gewoon’ is? Die hoopt dat ik haar ook nog zie...”
Het onderwijs moet weer passend gemaakt worden voor leerlingen die geen leer- of gedragsproblemen hebben, zegt een juf van groep 2. „Zij komen nu tekort.”
De kleuterjuf vraagt zich af waarom het speciaal onderwijs zo’n beladen begrip is geworden. „Stel dat een kind emoties en onbegrip niet kan uiten omdat de taalontwikkeling zwak is. Het kind pakt niets mee van kringactiviteiten omdat het te druk is in z’n bol. De kleuter begrijpt het dagritme niet, kan veel activiteiten niet zelfstandig uitvoeren en heeft weinig tot geen sociale contacten. Thuis moet het kind zijn frustraties daarover zodanig afreageren dat de situatie daar onhoudbaar is geworden. Moet zo’n leerling dan koste wat het kost in een grote groep met allerhande aanpassingen toch het gewone onderwijs blijven volgen? Waarom moeten er nu kinderen vastlopen op de gewone basisschool als het speciaal onderwijs er speciaal voor hen is?”
Volgens de leerkracht van groep 2 is het hoog tijd dat iedereen beseft dat leerkrachten echt het beste willen voor ieder kind. Dat zij niet verwijzen naar het speciaal onderwijs om van zorgleerlingen af te zijn. „Samen maken we het onderwijs passend, maar daar hebben we het speciaal onderwijs echt bij nodig.”
Werkdruk
Voor de leerkracht zelf gaat passend onderwijs steeds meer knellen. Alle geïnterviewde leerkrachten zeggen dat de werkdruk erdoor is toegenomen. Neem alleen al de administratieve rompslomp. „Vroeger kon je dingen doen om kinderen te helpen zonder het allemaal op te schrijven”, vertelt een juf. „Ik kon gewoon de cijfers in een cijferlijst schrijven en ik had het overzicht altijd op mijn bureau liggen. Nu ben ik dingen in de computer aan het invoeren waar nooit meer iemand naar kijkt.” Ook het dagelijks bijhouden van zorgdossiers is veel leerkrachten een doorn in het oog. „En alleen omdat de inspectie vooral kijkt naar alles wat is vastgelegd in dossiers.”
De vele extra overleggen met allerlei hulpverleners verhogen de werkdruk. Jannie de Bruijn van de Ds. Gisbertus Voetiusschool in Andel somt op met wie ze gesprekken heeft: „Fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, jeugdhulp, pleegzorg, ambulante begeleiding... Na schooltijd kosten ze de leerkracht veel tijd. Maar onder schooltijd zorgen ze voor onrust in de klas omdat er een vervanger moet komen. Ook allerlei klassenbezoeken van externen zijn ook niet bevorderlijk voor de rust.”
Bijscholen
Van leerkrachten wordt ook verwacht dat ze zich bijscholen om de zorgleerlingen beter te kunnen helpen. „Behalve leerkracht moet ik ook deskundige zijn op het gebied van ADHD, hechtingsproblematiek, autisme, taalstoornis, coördinatieontwikkelingsstoornis en hoogsensitiviteit”, somt een kleuterjuf op. „Het is goed dat ik daar scholing voor kan volgen en gesprekken over kan voeren, maar dat kost veel tijd.”
Een ervaren meester vertelt dat hem luiheid werd verweten omdat hij geen autismetraining wilde volgen. „Ik ben al vanaf het begin van mijn loopbaan bezig met allerlei vakinhoudelijke studies en cursussen. Omdat het basisonderwijs er in de eerste plaats is voor kennisoverdracht. Een leraar basisonderwijs is geen gedragsspecialist. Laten we die deskundigheid vooral daar laten waar de échte deskundigen rondlopen: in het speciaal basisonderwijs. Zij hebben de knowhow in huis.”
Dat geluid klinkt vaker. „De focus moet weer terug naar onderwijzen”, vindt De Bruijn. „Wij zijn een onderwijsinstituut, geen jeugdhulpinstelling. Het onderwijs is en blijft mooi werk, maar de grens tussen leerkracht en hulpverlener wordt wel steeds kleiner. Het zou mooi zijn als we weer meer leerkracht kunnen zijn. Waarbij we in alle gebrek de kinderen kunnen en mogen onderwijzen in de eerste beginselen Zijns wegs (Spreuken 22:6, GV) en dienstbaar mogen zijn aan de uitbreiding van Zijn Koninkrijk.”