Coronawerkloosheid: anders dan anders?
Is het effect van de coronacrisis op de arbeidsmarkt vergelijkbaar met eerdere recessies? Of is deze crisis anders? Vermoedelijk is het antwoord op beide vragen ‘ja’.
De coronacrisis treft in eerste instantie vooral jongeren tussen de 15 en 25 jaar met een flex-contract. Dat zijn overigens niet alleen scholieren en studenten met een bijbaantje; ook jongeren die geen onderwijs (meer) volgen hebben minder vaak werk. En hoewel het aantal inschrijvingen aan universiteiten sterk steeg, groeit de groep jongvolwassenen die niet werkt én geen opleiding volgt. Dat is een punt van zorg, evenals het feit dat –net als bij eerdere recessies- de werkloosheid sneller stijgt onder mensen met een migratieachtergrond.
Onder oudere werkenden liep de werkloosheid minder snel op. Na verloop van tijd zullen echter door reorganisaties ook vaste banen sneuvelen. Dan zal de werkloosheid ook onder oudere werknemers oplopen. Ook dat patroon herkennen we uit de vorige crisis.
Voor een deel is het dus business as ususal. Maar er zijn ook grote verschillen.
Ten eerste is de groep zzp’ers en werknemers met een flexibel contract nu ongeveer anderhalf keer zo groot als bij de vorige crisis. Daardoor konden bedrijven veel sneller krimpen en steeg de werkloosheid snel, ondanks de royale steunpakketten.
Anders dan bij een ‘gewone’ economische crisis varieert de impact van de coronacrisis sterk per sector. In de ene sector ligt een groot deel van het werk stil, terwijl in andere sectoren drukker dan ooit. Vandaar dat in het derde steunpakket veel aandacht is voor opleiding en ontwikkeling.
Werkervaring
Omdat coronamaatregelen het inwerken van nieuw personeel lastiger kunnen maken, lijkt er nu meer waardering te zijn voor mensen met (veel) werkervaring. Dat zou gunstig kunnen uitpakken voor oudere werkzoekenden, maar kan juist een extra handicap zijn voor schoolverlaters zónder ervaring. En het maakt het ook lastig om het roer al te rigoureus om te gooien.
Omscholing lijkt dé remedie tegen coronawerkloosheid. Maar dat is nog niet zo eenvoudig. Kijken we naar de structurele krapteberoepen, dan zijn dat vooral banen die veel vakkennis en ervaring vragen, bijvoorbeeld in de zorg, het onderwijs of de techniek. Wie wil switchen naar zo’n beroep zal dus beiden moeten opdoen, bijvoorbeeld via een ‘leerwerktraject’ op mbo- of hbo-niveau, of via een ambachtsschool.
Dat is een stap die je niet snel zet als je verwacht binnen een jaar weer terug te kunnen keren in je oude beroep. Dan ligt een tijdelijke switch naar een enigszins vergelijkbaar beroep meer voor de hand: van kok of autoverkoper naar supermarkt of bouwmarkt, van taxichauffeur naar pakjes- of maaltijdbezorger en van acteur naar callcentermedewerker. Dat veel mensen zich oriënteren op een kleine of grote overstap, blijkt wel uit de grote animo voor het gratis ontwikkeladvies van de overheid.
Crises zijn tijdelijk. En hoe korter deze crisis duurt, hoe beter. Maar ook ná corona zullen veel mensen van beroep moeten wisselen, vanwege structurele demografische en technologische veranderingen. De ontwikkeladviezen zijn dus hopelijk een blijvertje.
De auteur is econoom bij RaboResearch