Onderzoek: massale ‘moskeeverlating’ Iran
De officiële religiecijfers van het Iraanse regime kloppen bij lange na niet, zo toont een recent onderzoek. Een grote groep Iraniërs neemt afstand van institutionele vormen van religie. En het aantal christenen in het land groeit.
Volgens de lezing van de overheid kent Iran vrijwel geen religieuze diversiteit: 99,5 procent van de bevolking zou moslim zijn. Nederlandse onderzoekers met een Iraanse achtergrond stuitten echter op een heel ander beeld. Zij onderzochten 40.000 Iraniërs die in het land wonen. Slechts vier op de tien noemt zichzelf moslim. En terwijl het regime Iran graag tekent als een sjiitische natie, identificeert maar 32 procent zichzelf als sjiiet.
Autoritair
„De resultaten liggen in lijn met andere onderzoeken naar Iran. Dit onderzoek levert kwantitatief bewijs”, zegt onderzoeker dr. Pooyan Tamimi Arab. De religiewetenschapper, verbonden aan de Universiteit Utrecht, is secretaris van GAMAAN, een stichting die zich richt op sociologisch onderzoek in Iran. Vanuit deze stichting is ook het in augustus gepresenteerde onderzoek naar religieuze beleving in Iran uitgevoerd.
Een van de opvallendste bevindingen is het hoge aantal Iraniërs dat zegt zich af te keren van een religie. Terwijl meer dan 90 procent opgroeide in een „gelovig gezin”, geeft nu bijna de helft aan afstand van religie te hebben genomen. „Nog steeds zegt acht op de tien Iraniërs dat zij in een god geloven”, verduidelijkt Tamimi Arab. „Men keert zich echter af van instituties. De secularisatie in de zin van ‘ontmoskeeing’ is extreem. In de meeste landen gaat dat niet zo hard in een paar decennia. De bevolking vertoont een allergische reactie op het beleid van de islamitische republiek.”
Onderdrukt
Van de respondenten was ongeveer 1,5 procent christen. Diverse christelijke mensenrechtenorganisaties zien in dit percentage een bevestiging van het vermoeden dat Iran inmiddels een groot aantal christenen telt. Zo plaatste de organisatie Article 18 een artikel naar aanleiding van het onderzoek, waarin de mensenrechtenorganisatie stelt dat Iran ruim 1,2 miljoen christenen telt.
Die conclusie gaat echter te snel, zegt Tamimi Arab. „Men rekent dan met 1,5 procent van de totale bevolking van zo’n 82 miljoen mensen. Maar de conclusies van ons onderzoek gaan over degenen die ouder zijn dan 19 en die kunnen lezen. Onder de ongeletterden zullen zich echter ook veel sjiieten bevinden.
Bovendien moeten we rekening houden met het principe van ”zelf-selectie”. Dat betekent dat ons onlineonderzoek eerder aangeklikt kan zijn door mensen die al iets met dat onderwerp hadden. Een christen in Iran die zich onderdrukt voelt, zal sneller op zo’n link klikken dan een tevreden conservatieve sjiiet.”
Als deze factoren worden meegewogen, blijkt uit het onderzoek dat het aantal christenen ergens tussen de 470.000 en 700.000 ligt. „Dat komt overeen met andere schattingen.”
Wel bevestigt de studie een stijging van het aantal christenen in Iran, die voor een groot gedeelte door bekering verklaard moet worden. De overstap naar het christendom wordt relatief vaker gemaakt door jongeren, viel de onderzoekers op. Tamimi Arab: „Bij deze generatie leeft veel sterker het idee dat je een religie niet hebt omdat je ouders die ook al hadden, maar omdat je daar zelf voor kiest.”
Autoritair
De reden om GAMAAN op te richten, was de behoefte aan betrouwbare data vanuit landen met een autoritair regime, vertelt Tamimi Arab. „We liepen er tegenaan dat zelfs in de grootste sociologische studies, die in de wetenschap wereldwijd gezaghebbend zijn, onderzoeksmethodes worden gebruikt die eigenlijk helemaal niet geschikt zijn voor zulke landen. Men maakt bijvoorbeeld gebruik van telefonische vragenlijsten. Maar als jij vanuit de Verenigde Staten iemand in Iran opbelt om te vragen hoe hij over een gevoelig onderwerp nadenkt, krijg je heel vaak geen eerlijk antwoord. Soms lees je bovendien in de kleine lettertjes van zulke studies dat vragenlijsten zijn goedgekeurd door de autoriteiten.”
De onderzoekers van GAMAAN maakten gebruik van onlinevragenlijsten. Een bijzondere uitdaging, die twee jaar voorbereiding kostte, vormde daarbij de vraag hoe de Iraanse bevolking zo breed mogelijk bereikt kon worden om een representatief beeld te krijgen. De vragenlijst moest bijvoorbeeld zowel bij religieuze minderheden als ook bij dominante groepen in de samenleving terechtkomen.
De gegevens van respondenten zijn gewogen en ingedeeld op demografische kenmerken, zodat de resultaten een betrouwbare dwarsdoorsnede van de Iraanse bevolking bieden.
De onderzoekers hopen dat de onderzoeksmethodes die zij in Iran gebruikten, ook in andere landen met autoritair bewind zullen worden toegepast.
Babynamen
Een belangrijke manier om de onderzoeksresultaten te toetsen, is door die te vergelijken met andere beschikbare data uit Iran. Die blijkt op veel punten overeen te stemmen met de resultaten van GAMAAN. Zo ook de gegevens over secularisatie, zegt Tamimi Arab. „Zo stagneert de bevolkingsgroei in Iran. Die is in 2020 lager dan ooit. Andere studies wijzen op een verband tussen een lagere bevolkingsgroei en secularisatie.”
Ook noemt de religiewetenschapper data over populaire babynamen. In de laatste jaren is er een consequente daling zichtbaar in populariteit van jongensnamen als Mohammed, Ali en Mehdi. „Terwijl zulke namen belangrijk zijn voor de sjiitische identiteit. We zien daarin een bevestiging van onze waarneming dat mensen zich afkeren van institutioneel opgelegde islam.”
Amerikanen
Het Iraanse regime heeft inmiddels gereageerd op het onderzoek van GAMAAN. Er is een filmpje gemaakt, waarin de wetenschappers ervan worden beticht „geld van de Amerikaanse regering te ontvangen.” „Daarop is onze reactie simpel”, lacht Tamimi Arab. „We hebben inderdaad een beurs aangevraagd in Amerika, maar die nooit gekregen.”
Ook laakt de overheid de gebruikte methodes, en zegt daarom het onderzoek niet serieus te nemen. „Maar ze zijn eigenlijk al te laat, onze studie wordt al breed geciteerd. Op Wikipedia was het diagram van religie in Iran eerst helemaal groen: alsof het land maar één religie kent. Dat is naar aanleiding van ons onderzoek nu veranderd.”