Vrijwel iedere keer als de wereld wordt opgeschrikt door de uitbraak van een nieuwe ziekte dan wel een opleving van een ”vaccin-voorkombare” ziekte, laait ook de discussie op over het al dan niet geoorloofd zijn van vaccineren. Helaas lijkt de hele kwestie meer een sjibbolet te worden om je positie als (reformatorische) christen aan te geven dan een inhoudelijke uitwisseling van argumentatie.
Ik wil hiermee niet beweren dat Jaco van den Broek (RD 26-6) dit beoogt, maar zijn oproep voor „christenwetenschappers (...) die wetenschappelijke dogma’s onder kritiek durven te stellen” lijkt wel te veronderstellen dat dit nog ontbreekt rond vaccinatie. Graag verwijs ik naar de diverse publicaties van wetenschappers (onder anderen prof. dr. J. Douma) die dit al hebben gedaan. Vraag is of wij de aangehaalde argumentatie voldoende vinden of liever vast blijven houden aan onze oorspronkelijke visie. Let wel, dit geldt uiteraard ook voor ondergetekende en met mijn bijdrage sluit ik ook zeker niet uit dat bepaalde vaccins (en andere medische toepassingen) discutabel kunnen zijn.
Van den Broek begint zijn argumentatie met het geloof in Gods voorzienigheid en het „vooruitlopen” van mensen hierop. Samen met de tekst Lukas 5:31 vormt dit het hoofdargument tegen vaccineren sinds de publicatie van Abraham Capadose in 1823. De vraag is echter of deze uitleg van zowel leerstuk als Bijbeltekst standhoudt.
De uitleg van Gods voorzienigheid als iets waarop wij mensen kunnen vooruitlopen, is relatief nieuw en komt voort uit de ‘moderne’ Verlichtingsgedachte dat de wereld draait om ons eigen handelen. Wij kunnen hierdoor ons handelen tegenover God zetten en proberen Zijn plannen te doorkruisen. De Reformatie geeft ons een andere visie mee. Met name Calvijn (in zijn Institutie) schrijft uitgebreid over de verhouding tussen ons handelen en Gods handelen. Hierbij staat ons handelen nooit Gods handelen in de weg, maar functioneert het altijd binnen Zijn voorzienigheid. Calvijns woorden over het niet willen handelen terwijl gevaren bekend zijn, zijn dan ook niet zachtzinnig en zouden tegenwoordig vermoedelijk als te hard worden ervaren. (Institutie I 17.3-9)
Met betrekking tot de Bijbeltekst uit Lukas (en ook de overige aangehaalde Bijbelteksten) is het de vraag of de genoemde toepassing passend is bij de situatie. De Bijbel geeft ons nergens een vrijbrief om verduidelijkingen die de Heere Jezus gebruikt met behulp van dagelijkse voorbeelden of geschiedenissen om te draaien en vervolgens onze dagelijkse praktijk hierop aan te passen. Niemand zou willen beweren dat een hevig menstruerende vrouw geen dokters mag raadplegen, maar alleen moet bidden (Lukas 8:43-48). Bovendien wijzen de besproken middelen als onderdeel van genezing ons niet op het middel zelf, maar op God die het middel zegent. Ondanks het feit dat Christus dit kan gebruiken, is het smeren van slijk op onze ogen (Johannes 9) of gaan baden in vies water met open wonden (2 Koningen 5:12) geen goed idee.
Kritisch
Zoals we kritisch moeten zijn op het gebruik van Bijbelteksten voor onze standpunten, zo moeten we ook kritisch zijn in de vergelijkingen die we trekken tussen vaccinatie en andere medische technieken. Een tegenstelling maken tussen vaccinatie en versterking van het immuunsysteem is kunstmatig. Bij vaccineren én immunotherapie tegen hooikoorts of kanker wordt hetzelfde principe gebruikt. Er wordt ingegrepen op het immuunsysteem om mensen weerbaar te maken tegen een ziekte of allergie. Het bezwaar tegen inbrengen van een ziekteverwekker ging vroeger over de gevaren van inenting tegen pokken en niet over de achterliggende techniek.
Aangezien tegenwoordig alleen gemanipuleerde ziekteverwekkers dan wel onderdelen hiervan worden ingebracht, is het de vraag waarom vaccinatie als enige zo’n bijzondere positie zou moeten krijgen in onze opvattingen over medische technieken die ingrijpen op het immuunsysteem.
Niet zwart-wit
Deze punten vormen een beperkt maar belangrijk onderdeel van de discussie over vaccinatie. Echter: het eerdergenoemde sjibbolet van deze discussie is veel ernstiger. Het was gek genoeg Kohlbrugge die me hierop attent maakte in een van zijn brieven over vaccinatie aan De Clerq uit het Reveil. De kern van het probleem is dat we met een bepaalde keuze iets positiefs menen te doen tegenover God, terwijl het een onderwerp is dat de Bijbel niet zwart-wit omschrijft. Van nature geloven we reeds in de maakbaarheid van ons leven, niet alleen in het geval van vaccinatie. Discussie is prima, maar laten we niet vergeten: „Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde” (Romeinen 14:23b).
De auteur is huisarts. Hij is als onderzoeker betrokken bij vaccinatie binnen de reformatorische gezindte en heeft daarover gepubliceerd.