Coronadagboek: Eten als troost
Lunchen? Dat is bij ons normaal gesproken een rustig gebeuren. Maar nu zitten er elke dag vijf personen aan tafel. „Waar zijn de knakworstjes?”
Ik hoor gestommel op de trap. De deur naar de woonkamer wordt opengegooid. Als het om eten gaat, zijn de jongens er vaak als de kippen bij. Tenminste, bij de lunch. Die is duidelijk favoriet.
Nu even geen kleffe boterhammen in een trommeltje of zakje. Niet langer kaas die half gesmolten is, worst die rode randjes vertoont en lekkende waterflessen. Nu de kinderen elke dag thuis zijn, is het andere koek.
„Eten we pannenkoeken?” „Er zijn toch wel afbakbroodjes?” „Zal ik eieren bakken?” „Is er nog soep?”
De eerste dagen waren we allemaal erg uit ons doen. Toen werkte eten een beetje als troost. Bovendien was het ook fijn om met elkaar aan tafel te zitten. Dus maakten we van die lunch steeds een klein feestje. Alsof het woensdagmiddag was. Of zaterdag.
Nu werken we langzaam naar een ‘nieuw normaal’ toe. Zeker nu we weten dat het nog wel even gaat duren voordat school weer begint. Gewone volkoren boterhammen met kaas, worst of hagelslag of een bak kwark met noten en fruit moet toch ook kunnen als lunch? Dat zien ze hier duidelijk anders. „Er is toch wel íets lekkers?”
Ik snap de jongens wel een beetje. Ook mij kost het moeite terug te keren naar de gezonde gewoontes van een maand geleden. Ik had toen koek en snoep vervangen door fruit. Nam noten in plaats van chips. En ik dronk geen frisdrank meer. Maar half maart begon het snaaien. En nu durf ik niet eens meer op de weegschaal te gaan staan.
Eten als troost. Langzamerhand dringt door dat dát in ieder geval niet werkt.