Ebola-uitbraak in Congo komt dichterbij dan we voor lief hebben
Het uiterst besmettelijke ebolavirus heeft zondag de Congolese stad Goma bereikt. Het slachtoffer is een geestelijke die per bus terugkeerde vanuit het noordelijker gelegen Butembo, midden in een gebied waar de epidemie volop heerst. De man is na aankomst in Goma, waar officieel zo’n 600.000 mensen wonen, direct naar een behandelcentrum gebracht. Bovendien zijn alle medepassagiers opgespoord en onderzocht. Daarmee is de kans op verdere verspreiding in de stad volgens de autoriteiten gelukkig klein.

Een dergelijk geval, waarbij er kans is op snelle verdere verspreiding, haalt ook hier het nieuws. Heel veel aandacht krijgt de epidemie in het oosten van Congo verder niet: het is een veenbrand die ver van ons huis voortwoekert. Toch heeft de uitbraak sinds vorig jaar al zo’n 2500 mensen besmet, van wie er 1640 zijn gestorven. Het is daarmee de op één na dodelijkste ebola-uitbraak in de geschiedenis. Zorgwekkend is dat het niet lukt de epidemie in te dammen.
Anders dan bij de enorme uitbraak in 2013 in West-Afrika, die 11.000 slachtoffers eiste, was er nu vanaf het begin een goed werkend vaccin beschikbaar. Mensen uit de directe omgeving van een patiënt krijgen het aangeboden, net als alle artsen en verpleegkundigen. Ook op andere gebieden worden er goede voorzorgmaatregelen genomen: in Goma zijn er bijvoorbeeld direct plekken ingericht waar mensen hun handen kunnen wassen.
De conclusie moet echter zijn dat goede vaccins en maatregelen niet voldoende zijn om de epidemie in te dammen. Conflicten in het gebied en een diepgeworteld wantrouwen onder de bevolking hinderen de hulpverlening. „De sfeer kan niet anders worden omschreven dan giftig”, merkte Joanne Liu, directeur van Artsen zonder Grenzen, in maart op. In de regio is alles politiek– door de aanwezigheid van grote hoeveelheden grondstoffen is het voortdurend toneel van strijd. Die situatie voedt allerlei complottheorieën, zoals de gedachte dat de regering, of het Westen, of wie dan ook, uit is op uitdunning van de bevolking.
Zelfs het feit dat er voor de bestrijding van het ebolavirus in Congo grote bedragen zijn uitgetrokken door instanties als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), wekt bij sommigen argwaan. Want intussen sterven er bijvoorbeeld ook honderden mensen aan de mazelen: sinds begin dit jaar al ruim 1800. Daarvoor is echter nauwelijks aandacht en geld. Dat voedt onder de bevolking het idee dat hulpverleners alleen komen opdraven als de ziekte ook voor henzelf schadelijk kan zijn.
De situatie in Oost-Congo laat zien dat alleen een integrale aanpak kan helpen. Daarbij horen ook pogingen om stabiliteit in de regio te bereiken. Het conflict komt daarmee echter dichtbij: ook wij profiteren via onze mobieltjes en laptops volop van Congolese grondstoffen als cobalt. De problemen in Congo zijn veel meer de onze dan we voor lief willen hebben.